ECLI:NL:RBDHA:2024:704
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de asielaanvraag van eiser op 23 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde heeft de rechtbank laten weten dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser per 14 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit emailcommunicatie tussen het COA en de DT&V. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland.
De gemachtigde van eiser heeft in een schriftelijke beantwoording aangegeven dat zij ervan uitgaat dat eiser nog in Nederland verblijft, maar niet weet waar. De rechtbank concludeert dat eiser geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, wat impliceert dat hij geen procesbelang meer heeft. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 januari 2024.