ECLI:NL:RBDHA:2024:704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de asielaanvraag van eiser op 23 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde heeft de rechtbank laten weten dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser per 14 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit emailcommunicatie tussen het COA en de DT&V. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland.

De gemachtigde van eiser heeft in een schriftelijke beantwoording aangegeven dat zij ervan uitgaat dat eiser nog in Nederland verblijft, maar niet weet waar. De rechtbank concludeert dat eiser geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, wat impliceert dat hij geen procesbelang meer heeft. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37626
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank bericht dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.
3. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, waarin staat vermeld dat uit emailcommunicatie tussen het COA en de DT&V blijkt dat eiser per 14 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder verzoekt de rechtbank daarom om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en geeft de rechtbank daarbij toestemming om het beroep buiten zitting af te doen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat dit slechts anders is als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
6. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser met de brief van 8 januari 2024 een aantal vragen gesteld ter beoordeling van het procesbelang. Uit de schriftelijke beantwoording van de gemachtigde van eiser blijkt dat zij er vanuit gaat dat eiser nog in Nederland verblijft, maar niet weet waar eiser precies verblijft. Verder heeft zij na het uitbrengen van het voornemen voor het laatst telefonisch contact gehad met eiser en toen de mogelijkheid van een zienswijze en beroepsprocedure besproken. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, zoals wordt bedoeld in de in hiervoor genoemde rechtspraak van de Afdeling. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit ook dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming in Nederland en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep betreffende de afwijzing van zijn asielaanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Eiser heeft geen procesbelang bij zijn onderhavige beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.