ECLI:NL:RBDHA:2024:702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.24111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 19 april 2023 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [A]. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 26 juli 2023, waarna verzoekster bezwaar heeft gemaakt. In het kader van dit bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak zou op 10 januari 2024 op zitting worden behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij over voldoende informatie beschikte.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, wanneer er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van onmiddellijke spoed. In dit geval heeft verweerder op 14 december 2023 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

Aangezien er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoekster, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Verweerder is verboden om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, vastgesteld op € 875,-, en dient hij het griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.24111
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Verzoekster heeft op 19 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juli 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Verzoekster heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Het verzoek zou op 10 januari 2024 op zitting worden behandeld. De voorzieningenrechter doet echter op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, omdat zij over voldoende informatie beschikt om tot haar oordeel te komen.

Overwegingen

5. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoekster daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster afwegen tegen de belangen van verweerder.1
6. Verweerder heeft met de brief van 14 december 2023 de rechtbank geïnformeerd dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
7. Omdat tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster in deze fase behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoekster uit te zetten tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1). Verweerder dient ook het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.