Op 19 april 2023 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [A]. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 26 juli 2023, waarna verzoekster bezwaar heeft gemaakt. In het kader van dit bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak zou op 10 januari 2024 op zitting worden behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij over voldoende informatie beschikte.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, wanneer er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van onmiddellijke spoed. In dit geval heeft verweerder op 14 december 2023 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.
Aangezien er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoekster, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Verweerder is verboden om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, vastgesteld op € 875,-, en dient hij het griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.