ECLI:NL:RBDHA:2024:7017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/09/612058 / FA RK 21-3287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag over zijn kind, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders momenteel onvoldoende is en dat de hulpverlening tot nu toe geen verbetering heeft gebracht. Dit leidt tot de conclusie dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders als zij gezamenlijk gezag zouden uitoefenen.

De rechtbank heeft daarnaast de bestaande omgangsregeling bevestigd, waarbij het kind voorlopig bij de vader verblijft volgens een vastgesteld schema. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de huidige regeling in stand te houden, omdat deze duidelijk is voor het kind en zorgt voor contact met beide ouders. De rechtbank heeft ook een uitbreiding van de omgangsregeling goedgekeurd, zodat het kind tijdens de zomer- en kerstvakanties bij de vader kan verblijven.

Verder is er gesproken over het volgen van een traject voor ouderschapsbemiddeling om de spanning tussen de ouders te verminderen. Beide ouders hebben hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan dit traject. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de verzoeken van de moeder met betrekking tot kinderalimentatie afgewezen, aangezien zij hiervoor een aparte procedure zal starten. De beschikking is gegeven door kinderrechter L.L. Benink, bijgestaan door griffier P.M.A. van Oosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3287
Zaaknummer: C/09/612058
Datum beschikking: 22 maart 2024

Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 6 mei 2021 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat voorheen: mr. E. Meijer te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te ' [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. D. Vurdelja te 's-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 4 maart 2022 van deze rechtbank is iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de omgangsregeling c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de kinderalimentatie en de proceskosten aangehouden. Bij dezelfde beschikking is de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten naar het gezag en de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en ook de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
Bij beschikking van 1 juli 2022 van deze rechtbank is een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie bepaald.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de brief van 12 juli 2022 van de Raad;
  • de brief van 21 maart 2023 van de Raad;
  • de brief van 6 juli 2023, inclusief bijlage, van de Raad;
  • het rapport en advies van de Raad van 23 oktober 2023, kenmerk KZ-1-5HZ356U;
  • de brief van 16 november 2023, inclusief bijlage, namens de vader;
  • de brief van 8 december 2023 namens de moeder.
Op 29 februari 2024 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles dat bij genoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Aan de rechtbank ligt nu nog voor het verzoek van de moeder om de proceskosten te compenseren en de verzoeken van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten en om een omgangs- c.q. zorgregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen. Daarnaast ligt aan de rechtbank voor het aanvullende verzoek dat namens de moeder op 8 december 2023 is gedaan om over te gaan tot herziening van de bijdrage in de kosten voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Gezag
Uit artikel 1:253c, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Dit verzoek wordt, indien de andere ouder hiermee niet instemt, slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Uit het raadsrapport volgt dat, hoewel de Raad het in zijn algemeenheid in het belang van kinderen vindt dat de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen conform het uitgangspunt van de wet, de Raad het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] acht om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag. De Raad heeft in dit kader aangegeven dat, ondanks pogingen van de moeder, de communicatie tussen de ouders tot op heden niet goed verloopt. De Raad is van mening dat het de ouders bij gezamenlijk gezag niet zal lukken om afspraken te maken rondom [minderjarige] , omdat de vader op dit moment ook niet reageert op vragen van de moeder. De Raad acht de kans dan ook zeer aannemelijk dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders als zij gezamenlijk belast zullen worden met het gezag.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel het uitgangspunt van de wetgever gezamenlijk gezag is, adviseert de Raad in deze zaak om dat niet toe te wijzen, mede omdat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt. De rechtbank heeft tijdens de zitting ook gemerkt dat de communicatie tussen de ouders op dit moment nog niet goed verloopt en dat zij een verschillende visie hebben op hoe goed dit nu gaat. Omdat de inzet van verschillende hulpverleningsinstanties en trajecten hebben tot nu toe nog niet hebben geleid tot verbetering van de onderlinge verstandhouding en communicatie, verwacht de rechtbank ook niet dat er hierin binnen afzienbare tijd wel verbetering zal komen. Het is de rechtbank daarnaast gebleken dat de huidige verstandhouding en communicatie tussen de ouders veel spanning voor [minderjarige] met zich meebrengt, hetgeen bijvoorbeeld tijdens het overdrachtsmoment bij moeder thuis tot uiting komt. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er daarom een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders als zij gezamenlijk het gezag over hem zouden uitoefenen. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen.
Omgangsregeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Bij vonnis van deze rechtbank van 31 augustus 2021 is bepaald dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal zijn volgens het volgende tweewekelijkse schema:
  • week 1: van maandag uit school tot woensdag naar school;
  • week 2: van zondag 12.00 uur tot dinsdag naar school,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt en waarbij de wisseling op de dagen dat er geen school is zal plaatsvinden om 12.00 uur. Aan deze omgangsregeling wordt nog steeds uitvoering gegeven. De vader wil graag dat er een ruimere omgangsregeling wordt vastgesteld en wenst daarnaast dat hij ook met [minderjarige] op vakantie kan.
De Raad heeft in het rapport aangegeven geen aanleiding te zien om de omgangsregeling aan te passen. Bij een evenredigere verdeling, zoals de vader wenst, zullen er meer overlegmomenten tussen de ouders zijn (bijvoorbeeld vanwege sportafspraken of het willen afspreken met vriendjes), maar dit overleg lukt de ouders niet. De huidige omgangsregeling is duidelijk voor [minderjarige] en zorgt ervoor dat hij beide ouders kan zien. De Raad wil de ouders daarbij wel meegeven dat het fijn voor [minderjarige] kan zijn als hij tijdens de omgangsmomenten ook contact mag en kan hebben met de andere ouder.
De moeder heeft ook aangegeven dat zij de omgangsregeling wil houden zoals die nu wordt uitgevoerd, omdat [minderjarige] hieraan gewend is en een wijziging van deze regeling de problemen die er zijn niet verandert.
Op de voet van artikel 1: 377a BW kan een rechter een omgangsregeling vaststellen of al dan niet voor bepaalde tijd het recht op omgang ontzeggen.
De rechtbank zal, conform het advies van de Raad, de voorlopige omgangsregeling welke bij vonnis van deze rechtbank van 31 augustus 2021 is bepaald en waar sindsdien uitvoering aan wordt gegeven, als omgangsregeling vaststellen. De rechtbank overweegt dat [minderjarige] aan deze regeling is gewend en dat deze regeling goed loopt. Door de huidige omgangsregeling in stand te houden wordt (extra) onrust voor [minderjarige] voorkomen. De rechtbank ziet wel aanleiding om de omgangsregeling iets uit te breiden in die zin dat, zoals de vader wenst, [minderjarige] tijdens de zomer- en kerstvakantie een week bij hem is. Om discussies tussen de ouders te voorkomen over welke week [minderjarige] tijdens deze vakanties bij de vader zal zijn, zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige] in de tweede week van de zomervakantie bij de vader is. Ook zal de rechtbank vaststellen dat [minderjarige] in de kerstvakantie in de even jaren de tweede week bij de vader is en in de oneven jaren de eerste week. De ouders kunnen hiervan in onderling overleg afwijken.
Op de zitting hebben de ouders afgesproken dat vanaf de zitting, wanneer [minderjarige] op zondag door de vader wordt opgehaald, de moeder samen met [minderjarige] naar de auto van de vader loopt zodat [minderjarige] op die manier kan zien dat het goed is als de ouders samen zijn. Daarbij is afgesproken dat de ouders het op dat moment niet zullen hebben over zaken die moeten worden afgestemd, maar alleen over luchtige onderwerpen zoals wat [minderjarige] die ochtend heeft gedaan of gegeten. Daarnaast zijn de ouders op de zitting overeengekomen om vanaf de zitting te werken met een overdrachtsschriftje waarin zij elkaar over en weer informeren over wat [minderjarige] heeft gedaan terwijl hij bij de andere ouder was. Ook zullen de ouders dit schriftje gebruiken om elkaar te informeren over andere belangrijke informatie en gemaakte afspraken. Deze afspraken lenen zich niet voor opname in het dictum, maar de rechtbank verwacht wel van partijen dat zij zich aan zullen houden.
Daarnaast is op de zitting met de ouders gesproken over het volgen van het traject parallel (solo) ouderschap, om ook op die manier ervoor te zorgen dat ten behoeve van [minderjarige] de spanning tussen de ouders vermindert. Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Omdat de rechtbank een eindbeschikking zal wijzen, zal de rechtbank niet de zogenoemde ‘lus’ naar de Raad opnemen indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat.
Kinderalimentatie
Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij voor de kinderalimentatie een andere procedure zal starten en de rechtbank in deze procedure niets met dit verzoek hoeft te doen. Nu dit verzoek van de moeder verder ook niet is gespecifieerd of onderbouwd, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te
[geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
  • volgens het volgende tweewekelijkse schema:
  • week 1: van maandag uit school tot woensdag naar school;
  • week 2: van zondag 12.00 uur tot dinsdag naar school,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt en waarbij de wisseling op de dagen dat er geen school is zal plaatsvinden om 12.00 uur,
  • de tweede week van de zomervakantie;
  • tijdens de kerstvakantie: in de even jaren de tweede week van de kerstvakantie en in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie,
en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] (de vader),
wonende te [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats 3] ,
en
[de moeder] (de moeder),
wonende te [adres 2] , [postcode 2] te [woonplaats 1] ;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 22 maart 2024.