ECLI:NL:RBDHA:2024:7002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/09/665088 / FA RK 24-2920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvaarding van de bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid op basis van artikel 12 Brussel II-ter

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid over drie minderjarige kinderen. De rechtbank ontving een verzoek van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen in België, waarin werd verzocht om de bevoegdheid over te dragen op basis van artikel 12 van de Verordening Brussel II-ter. De minderjarigen, geboren in Turkije, verblijven sinds 29 maart 2023 in Nederland, samen met hun moeder. De vader is sinds 10 december 2023 ook in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen een bijzondere band met Nederland hebben, aangezien zij daar naar school gaan en hun ouders eerder in Nederland hebben gewoond. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de Nederlandse rechtbank de zaak verder behandelt, gezien de betrokkenheid van de ouders en de huidige woonplaats van de kinderen. De rechtbank aanvaardt daarom de bevoegdheid ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de kinderen, en merkt op dat deze beslissing een overdracht van bevoegdheid inhoudt, maar geen overdracht van de zaak zelf. Partijen dienen een nieuwe procedure te starten bij de rechtbank Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2920
Zaaknummer: C/09/665088
Datum beschikking: 30 april 2024

Aanvaarding bevoegdheid ex artikel 12 Brussel II ter

Beschikking op het op 21 maart 2024 ingekomen verzoek van:

de RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN in België,

afdeling Antwerpen, sectie familie- en jeugdrechtbank,
hierna: de rechtbank Antwerpen,
betreffende de minderjarigen:
 [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Turkije;
 [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] , Turkije;
 [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2021 te [geboorteplaats 3] , Turkije.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Antwerpen van 21 maart 2024 en het verzoek van de Belgische liaisonrechter op grond van artikel 12 van de Verordening Brussel II-ter van 20 november 2023 (Brussel II-ter), beiden door de rechtbank ontvangen via het Bureau Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming (BLIK).

Feiten

 De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op 21 maart 2002 te Üsküdar, Turkije.
 Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
 [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Turkije;
 [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] , Turkije;
 [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2021 te [geboorteplaats 3] , Turkije.
 Zij zijn tevens de ouders van de jong-meerderjarige [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2005 te ’ [woonplaats] ;
 Bij vonnis van de rechtbank Antwerpen van 7 december 2023 heeft de rechtbank de volgende – voor zover hier van belang – voorlopige maatregelen bevolen:
 gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag;
 adres-inschrijving en hoofdverblijf bij moeder;
 omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal uitsluitend gebeuren met begeleiding, ondersteuning en bemiddeling van de neutrale bezoekruimte van het CAW Antwerpen.
 De vader, de moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
 Het gezin heeft van 2006 tot de tweede helft van 2022 in Turkije gewoond. In november 2022 zijn zij naar België vertrokken.
 De vrouw en de kinderen verblijven sinds 29 maart 2023 in Nederland. De man verblijft sinds 10 december 2023 in Nederland.
 Bij beschikking van de rechtbank in Nederland van 20 september 2023 is een voorlopige voorziening getroffen, in die zin dat is bepaald dat de kinderen voorlopig aan de vrouw zullen worden toevertrouwd.

Verzoek

De rechtbank Antwerpen verzoekt de rechtbank Den Haag (sectie Familie- en jeugd/echtscheiding) om zijn bevoegdheid overeenkomstig artikel 12 Brussel II-ter uit te oefenen.

Beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van artikel 12 Brussel II-ter kan – in uitzonderlijke omstandigheden – een ten gronde bevoegd gerecht van een lidstaat op eigen initiatief het gerecht van een andere lidstaat verzoeken om zijn bevoegdheid uit te oefenen, indien de ten gronde bevoegde lidstaat van mening is dat het gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is om de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen en het in het belang van het kind is dat het andere gerecht de zaak verder in behandeling neemt.
De vereisten voor aanvaarding
Bevoegdheid gerecht
De rechtbank Antwerpen heeft zich bevoegd verklaard om over het verzoek van de vader te oordelen. Om die reden is de rechtbank Antwerpen ook bevoegd een verzoek tot overdracht van bevoegdheid te doen.
Een bijzondere band en beter in staat
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de kinderen een bijzondere band met Nederland hebben. Op grond van artikel 12 lid 4 wordt een kind geacht in de zin van lid 1 van het artikel een bijzondere band met een lidstaat te hebben indien:
 het kind na het aanhangig maken van een zaak bij het in lid 1 bedoelde gerecht zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft verkregen;
 het kind voordien zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat had;
 het kind onderdaan van die lidstaat is;
 een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het verzoek van de rechtbank Antwerpen is gebleken dat de kinderen sinds 29 maart 2023 met de vrouw in Nederland verblijven. Zij gaan sindsdien ook in Nederland naar school. De man en de vrouw hebben eerder in Nederland gewoond, waar in 2005 hun oudste dochter geboren is. Van 2006 tot 2022 hebben zij in Turkije gewoond, waarna zij in november 2022 naar België zijn verhuisd met het gezin. De kinderen hebben vervolgens slechts kort in België verbleven. Ook de man verblijft inmiddels (weer) in Nederland, sinds 10 december 2023, zo heeft hij blijkens het verzoek van de rechtbank Antwerpen ter zitting van 29 februari 2024 erkend. Gelet hierop hebben de kinderen naar het oordeel van de rechtbank een bijzondere band met Nederland en is de Nederlandse rechtbank beter in staat om te oordelen over de verzoeken. De verzoeken zien immers onder andere op de hoofdverblijfplaats van de kinderen en omgang met de kinderen, hetgeen zal gaan plaatsvinden in Nederland, nu alle partijen in Nederland wonen.
De aanvaarding
Gelet op het voorgaande en het doel dat met het verzoek is beoogd, is de rechtbank van oordeel dat overdracht van de bevoegdheid in het belang van de kinderen is. De rechtbank zal haar bevoegdheid inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 12 Brussel II-ter in het belang van de kinderen aanvaarden.
De rechtbank merkt hierbij op dat deze beslissing een overdracht van bevoegdheid inhoudt, doch
nieteen overdracht van de zaak. Het is aan partijen om een procedure te starten bij de rechtbank Den Haag.

Beslissing

De rechtbank:
aanvaardt de bevoegdheid overeenkomstig artikel 12 Brussel II-ter ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de kinderen:
 [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Turkije;
 [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] , Turkije;
 [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2021 te [geboorteplaats 3] , Turkije.v

Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Meijer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 april 2024