ECLI:NL:RBDHA:2024:6979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 28 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft zich niet ter zitting laten horen, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend.

De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen kon worden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, aangezien Bulgarije de verantwoordelijkheid voor de aanvraag heeft aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat een overdracht aan Bulgarije in strijd is met artikel 3 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat er geen reëel risico is op een met dit artikel strijdige behandeling bij overdracht aan Bulgarije.

De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor zijn claims over mishandeling en slechte opvangomstandigheden in Bulgarije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2024, samen met de zaak NL24.13927, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Kan voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiser voert aan dat een overdracht aan Bulgarije in strijd is met artikel 3 van het EVRM en dat de staatssecretaris zich niet zonder meer op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen. Eiser voert aan dat in de uitspraak van 16 augustus 2023 de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [2] zich enkel heeft uitgesproken over pushbacks en de toegang tot opvang, maar niet de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand. Uit het AIDA rapport over Bulgarije blijkt wel dat op deze punten zich problemen voordoen. [3] Eiser is van mening dat de staatssecretaris niet zonder nader onderzoek naar de hiervoor genoemde onderwerpen een beroep kan doen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en eiser kan overdragen aan Bulgarije. Eiser verwijst naar twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle waarin een dergelijk oordeel werd uitgesproken. [4] In het bestreden besluit is de staatssecretaris ook niet ingegaan op de kwaliteit van de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand. Bovendien gaat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet in op de verklaringen van eiser over hetgeen hij heeft meegemaakt in Bulgarije en de situatie daar. Eiser heeft verklaard door de autoriteiten te zijn mishandeld, daar als een crimineel te zijn behandeld en dat de opvangomstandigheden slecht en onhygiënisch waren. Het is niet reëel om eiser tegen te werpen dat hij hierover bij de Bulgaarse autoriteiten had kunnen klagen omdat het de autoriteiten zijn die hem hebben mishandeld.
5.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De Afdeling heeft zich in haar uitspraak van 29 februari 2024 [5] uitgelaten over de opvangvoorzieningen zoals beschreven in het door eiser aangehaalde AIDA rapport. De Afdeling heeft overwogen dat er in de opvangcentra problemen zijn met het onderhoud van de voorzieningen, ongedierte, de hygiëne, het eten en de ongewenste toegang van verdachte personen. Daaruit volgt niet dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. De verwijzing naar de uitspraken van de zittingsplaats Zwolle, die dateren van vóór de uitspraak van de Afdeling van 29 februari 2024, slaagt dan ook niet.
Wat betreft de rechtsbijstand in Bulgarije verwijst de rechtbank voor haar oordeel naar de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2023 [6] , waaruit volgt dat de manier waarop rechtsbijstand is ingericht in Bulgarije in lijn is met artikelen 20 en 21 van de Procedurerichtlijn.
Nu eiser zijn verklaringen over de mishandeling in detentie niet nader met stukken heeft onderbouwd, heeft de staatssecretaris daaraan terecht niet die betekenis toegekend die eiser daaraan wenst toe te kennen. Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiser bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Als eiser van mening is dat de Bulgaarse autoriteiten zich niet aan hun Europeesrechtelijke verplichtingen houden, kan hij hierover klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Uit de aangehaalde Afdelingsrechtspraak van 29 februari 2024 blijkt dat – anders dan eiser betoogt – van hem wel verwacht mag worden dat hij klaagt en niet gebleken is dat dit voor hem onmogelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
3.Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Bulgaria 2022, p. 45 e.v.
4.Rb Den Haag, zp Zwolle 26 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1502
5.ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870.
6.ABRvS 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806, r.o. 3.