ECLI:NL:RBDHA:2024:6975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL23.22690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering mvv op basis van familierechtelijke relatie en jongvolwassenenbeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiser een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. Eiser, van Eritrese afkomst, had op 14 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een mvv met als verblijfsdoel 'familie en gezin', gericht op verblijf bij zijn biologische vader in Nederland. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op 14 juni 2022, omdat de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie met zijn vader niet aannemelijk waren gemaakt. Na een identificerend gehoor heeft verweerder de identiteit van eiser wel aannemelijk geacht, maar de familierechtelijke relatie bleef onduidelijk. Verweerder concludeerde dat eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn vader. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd en onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom de familierechtelijke relatie niet aannemelijk was gemaakt en dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitviel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het beleid van verweerder in de Vreemdelingencirculaire 2000, waarin wordt gesteld dat familie- en gezinsleven tussen ouders en meerderjarige kinderen wordt aangenomen zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, mits aan alle cumulatieve vereisten is voldaan. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan deze vereisten en dat de beslissing van verweerder terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22690

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering om hem een mvv [1] te verlenen ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 8 augustus 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder was ter zitting aanwezig [naam 2] (referent en vader) en [naam 3] (stiefmoeder). Als tolk is verschenen A. Mohammedali.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 14 mei 2021 een aanvraag gedaan tot afgifte van een mvv, met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (de aanvraag). Eiser beoogt verblijf in Nederland bij referent, zijn biologische vader.
2. Bij besluit van 14 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat noch de gestelde identiteit van eiser, noch de gestelde familierechtelijke relatie met referent aannemelijk is gemaakt. Eiser is het voordeel van de twijfel gegund. Verweerder heeft besloten om nader onderzoek te verrichten door middel van een identificerend gehoor. Het is echter niet mogelijk geweest om eiser op de hoogte te stellen van dit nader onderzoek. Hij was dan ook op dat moment niet beschikbaar voor dat onderzoek, zodat zijn identiteit en familierechtelijke relatie met referent niet is aangetoond ten tijde van het primaire besluit.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers identiteit na nader onderzoek (identificerend gehoor) alsnog aannemelijk geacht. Echter is de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om nader onderzoek daarnaar te doen, omdat op voorhand duidelijk is dat dit niet zal leiden tot afgifte van een mvv. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat eiser niet valt onder het jongvolwassenenbeleid en dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn vader. Verder is de belangenafweging in het nadeel van eiser uitgevallen.
4. Eiser voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte stelt dat de aanvraag is ingediend op 21 mei 2021. Hij heeft namelijk op 2 april 2016 reeds een aanvraag ingediend in het kader van nareis, zodat verweerder ten onrechte een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd. Verder voert hij aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van zijn geval. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar de uitspraak van de Afdeling [2] van 23 november 2020. [3] Om die reden had verweerder dan ook, mede gelet op de niet in redelijkheid gemaakte belangenafweging, moeten afwijken van de beleidsregels. Verweerder had eiser ook in de gelegenheid moeten stellen om middels een DNA-onderzoek de familierechtelijke relatie met referent aan te tonen. Tot slot voert eiser aan dat verweerder op onjuiste wijze aan het jongvolwassenenbeleid heeft getoetst.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Toegepast toetsingskader en afwijken beleid
5. Eiser heeft eerder, op 2 april 2016, een aanvraag ingediend voor afgifte van een mvv in het kader van nareis. Het beroep tegen de afwijzing van die aanvraag is ongegrond verklaard [4] , waarmee dat besluit in rechte vaststaat. Verweerder heeft in de onderhavige procedure getoetst of sprake is van een familierechtelijke relatie en heeft getoetst aan het jongvolwassenenbeleid. Verder heeft verweerder getoetst of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referent, waarna verweerder een belangenafweging heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Omdat de aanvraag voor afgifte van een mvv in de onderhavige procedure is ingediend met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ in het kader van artikel 8 van het EVRM [5] , heeft verweerder het juiste toetsingskader gehanteerd.
6. Voor zover eiser stelt dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb [6] had moeten afwijken van zijn beleidsregels vanwege eisers bijzondere omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat deze bijzondere omstandigheden niet zijn onderbouwd. Verder is evenmin onderbouwd welke belangen van eiser niet zijn betrokken bij de belangenafweging. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020 slaagt evenmin. In die zaak ging het erom dat de referent in een opvolgende mvv-aanvraag meerderjarig was geworden, zodat al hierom deze zaak niet vergelijkbaar is met de zaak van eiser.
DNA-onderzoek
7. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek in de vorm van een DNA-onderzoek aan te bieden, zodat eiser zijn familierechtelijke relatie met referent kan aantonen. Zoals verweerder voldoende in het bestreden besluit heeft toegelicht, is geen nader onderzoek aangeboden, omdat een positief DNA-resultaat niet zal leiden tot afgifte van de verzochte mvv. De belangenafweging valt namelijk in eisers nadeel uit. Eiser heeft in beroep verder niet onderbouwd dat deze belangenafweging op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden.
Jongvolwassenenbeleid
8. Volgens het beleid van verweerder in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) [7] wordt familie- en gezinsleven aangenomen tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als voldaan is aan alle cumulatieve vereisten en het meerderjarig kind:
jongvolwassen is;
met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
niet in zijn eigen levensonderhoud voorziet; en
geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie.
9. Deze vereisten zijn cumulatief. Niet in geschil is dat eiser jongvolwassen is en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie (a en d). Wel is in geschil is of de overige vereisten op juiste wijze zijn getoetst (b en c).
10. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom eiser niet voldoet aan de vereisten van het jongvolwassenenbeleid. Zo is terecht aan eiser tegengeworpen dat hij ten overstaan van referent tegenstrijdig heeft verklaard over de periode waarin ze samen hebben gewoond en geleefd. Verweerder heeft van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard vrijwillig te zijn vertrokken naar zijn biologische moeder. Niet is onderbouwd dat eiser en referent in gezinsverband hebben samengeleefd ten tijde van het vertrek van referent. Verder is de enkele – niet onderbouwde – stelling dat eiser geld ontvangt van referent en zijn gezin onvoldoende om aan te nemen dat eiser niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, nog daargelaten dat eiser ook op dit punt ten overstaan van referent tegenstrijdig heeft verklaard.
Conclusie
11. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent niet aannemelijk is gemaakt, zodat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.ABRvS 23 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2780.
4.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 7 januari 2021, AWB 20/5399 (niet gepubliceerd).
5.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Paragraaf B7/3.8.1. van de Vc.