ECLI:NL:RBDHA:2024:6967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 17 december 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 25 april 2024 is opgeheven wegens de uitzetting van eiser naar Marokko.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring is opgeheven. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 28 december 2023 rechtmatig was. De rechtbank heeft geen grond gevonden voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring sinds die datum onrechtmatig was. Eiser's argument dat hij niet mocht worden uitgezet omdat hij een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend, werd verworpen, aangezien dit verzoek geen rechtmatig verblijf opleverde.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17810

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft op 25 april 2024 de maatregel van bewaring opgeheven wegens uitzetting van eiser naar Marokko.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 december 2023 (in de zaak NL23.39399) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 28 december 2023.
4. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 28 december 2023 tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was. Voor zover eiser erop wijst dat hij niet mocht worden uitgezet omdat hij een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend, laat dat onverlet dat de maatregel nog altijd berustte op een juiste grondslag. Het ingediende (en vervolgens weer ingetrokken) verzoek om een voorlopige voorziening leverde als zodanig geen rechtmatig verblijf op. De rechtbank stelt verder vast dat de gronden om een risico van onttrekking aan het toezicht door eiser aan te nemen onverkort aanwezig waren. Daarnaast heeft verweerder voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting.
5.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.