ECLI:NL:RBDHA:2024:6926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod van eiseres met Eritrese afkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag ongegrond verklaard. Eiseres had op 7 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 9 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft valse informatie verstrekt over haar identiteit en nationaliteit, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar vrees voor vervolging in Eritrea en haar claim dat zij illegaal is uitgereisd, niet overtuigend geacht. De staatssecretaris heeft bovendien een inreisverbod voor twee jaar opgelegd, wat de rechtbank ook heeft bevestigd. Eiseres heeft aangevoerd dat dit inreisverbod een schending van het recht van haar kinderen op respect voor hun privéleven zou zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4928

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.A.P. Heesterbeek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M.A. Gündoğdu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 7 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 9 februari 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep (NL24.4929), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [tolk] als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij heeft de staatssecretaris ambtshalve bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat geen uitstel van vertrek aan haar wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Tot slot heeft de staatssecretaris aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres aan de hand van de beroepsgronden die zij heeft aangevoerd.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Haar vader was aangesloten bij een groep mensen met de naam JEBHA die streed voor de onafhankelijkheid van Eritrea. Op enig moment ging de regering op jacht naar deze groep mensen. Haar vader is toen naar Soedan gevlucht en de moeder van eiseres, die op dat moment zwanger was van eiseres, is haar vader gevolgd. Als eiseres terug zou moeten keren naar Eritrea zou zij in de gevangenis belanden, omdat zij illegaal is uitgereisd. Daarnaast vreest eiseres dat zij in militaire dienst moet.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • U bent Eritrea illegaal uitgereisd.
  • U bent dienstplichtig.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht. Hij heeft vervolgens het asielrelaas van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld, omdat – vanwege de ongeloofwaardigheid van voornoemd relevant element – niet kan worden vastgesteld aan welk land de asielaanvraag van eiseres moet worden getoetst. De staatssecretaris concludeert daarom dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
6. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, omdat eiseres de staatssecretaris heeft misleid met betrekking tot haar identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Integrale verwijzing naar de zienswijze
7. Eiseres voert aan dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt van eiseres onvoldoende is om aan te merken als beroepsgrond waar nader op in moet worden gegaan. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiseres. Het is dan aan eiseres om aan te voeren waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze in het bestreden besluit niet juist of niet toereikend is. Voornoemd algemene standpunt is daarvoor onvoldoende.
Afwijzing als (kennelijk) ongegrond
8. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft volgens haar ten onrechte aan haar tegengeworpen dat sprake is van misleiding met betrekking tot haar identiteit, nationaliteit en herkomst. Hij heeft onvoldoende waarde toegekend aan haar verklaringen met betrekking tot haar nationaliteit. Zij heeft ook geen wisselende verklaringen afgelegd over de documenten die zij in haar bezit heeft gehad. Over de registratie bij United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) heeft zij verklaard wat haar bekend is.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hij heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Bovendien heeft hij zich, onder verwijzing naar deze ongeloofwaardig geachte verklaringen, terecht op het standpunt gesteld dat eiseres omtrent haar identiteit of nationaliteit valse informatie heeft verstrekt. De rechtbank motiveert dit oordeel als volgt.
8.2.
De staatssecretaris heeft terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij wisselende verklaringen heeft afgelegd over de documenten die zij in haar bezit heeft gehad. Zij heeft, zoals de staatssecretaris ook aanvoert, tijdens het aanmeldgehoor Dublin op 11 mei 2021 verklaard dat zij nooit identificerende documenten heeft gehad. Vervolgens heeft zij in de correcties en aanvullingen aangevoerd dat zij een identificerend document had van een vluchtelingenkamp in Soedan wat zij onderweg van Libië naar Italië is kwijtgeraakt. Tijdens het aanvullend gehoor op 4 augustus 2023 heeft eiseres verklaard dat zij een geboortebewijs van haar dochter en een huwelijksakte is kwijtgeraakt onderweg naar Europa. Ook heeft zij verklaard dat zij nooit heeft gezegd dat zij een vluchtelingenkaart heeft gehad en dat zij altijd duidelijk heeft aangegeven dat zij geregistreerd stond bij haar ouders. Dit terwijl zij in het aanmeldgehoor op 14 juli 2022 weer heeft verklaard dat zij zich in Soedan legitimeerde met een ‘Betaqa’, zijnde een vluchtelingenkaart.
8.3.
Daar komt bij dat de staatssecretaris met goedvinden van eiseres informatie heeft opgevraagd bij de Duitse autoriteiten, omdat eiseres heeft verklaard dat zij in 2014 in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Eiseres heeft tijdens het gehoor bij de Duitse autoriteiten verklaard dat zij een identiteitskaart van het Rode Kruis en van de VN heeft gehad en dat zij ook in het bezit is geweest van een Eritrese identiteitskaart. Ook heeft zij verklaard dat zij haar Eritrese identiteitskaart in Soedan heeft aangevraagd en ontvangen. Dit terwijl zij tijdens het aanmeldgehoor Dublin op 11 mei 2021 heeft verklaard dat zij geen identificerende documenten kan aanvragen in Soedan. Tijdens het aanvullend gehoor op 4 augustus 2023 is eiseres geconfronteerd met de verklaringen die zij ten overstaan van de Duitse autoriteiten heeft afgelegd. Zij heeft daarop verklaard dat zij de verklaringen die de staatssecretaris aan haar heeft voorgehouden niet heeft afgelegd en dat zij geen enkel document heeft gehad in Eritrea. De staatssecretaris heeft zich hierover op het standpunt kunnen stellen dat de enkele verklaring van eiseres dat haar eerdere verklaringen niet juist zijn, onvoldoende is om van de laatst afgelegde verklaring uit te gaan.
8.4.
Eiseres kan gelet op het voorgaande ook niet worden gevolgd in haar standpunt tijdens de zitting dat zij uitgebreid heeft verklaard dat haar man het gehoor bij de Duitse autoriteiten alleen deed. Weliswaar heeft eiseres een dergelijke verklaring afgelegd tijdens het aanvullend gehoor in Nederland op 4 augustus 2023, maar uit het dossier dat de Nederlandse autoriteiten van de Duitse autoriteiten hebben ontvangen blijkt dat eiseres wel degelijk ook zelf door de Duitse autoriteiten is gehoord.
8.5.
Dat de staatssecretaris niet van de verklaringen die zijn afgelegd tijdens het gehoor bij de Duitse autoriteiten mocht uitgaan omdat dit gehoor niet is nabesproken met een rechtsbijstandverlener volgt de rechtbank evenmin. Uit de inleidende tekst van het gehoor dat op 1 juni 2016 in Duitsland heeft plaatsgevonden blijkt namelijk dat eiseres in haar asielprocedure aldaar is bijgestaan door een “Rechtsanwalt”, zijnde een advocaat.
8.6.
De staatssecretaris heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode vanaf 1996 tot 2013 in een vluchtelingenkamp in Soedan heeft verbleven. De staatssecretaris heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij tijdens het aanvullend gehoor op 4 augustus 2023 weliswaar heeft verklaard dat zij met haar familie was geregistreerd in het vluchtelingenkamp, maar dat uit navraag bij UNHCR is gebleken dat geen registratie van eiseres of haar familie bekend is. Met de stelling dat zij over de registratie bij UNHCR heeft verklaard wat haar bekend is, heeft zij deze tegenwerping van de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat de staatssecretaris bij UNHCR specifiek had moeten informeren naar de ouders van eiseres, volgt de rechtbank niet. Uit de in het dossier aanwezige telefoonnotitie van 9 februari 2024 blijkt afdoende dat ouders en kinderen in het systeem van UNHCR aan elkaar gelinkt zijn, zodat het niet uitmaakt of wordt gezocht naar de ouder of naar het kind. In beide gevallen zouden alle aan elkaar gelinkte gezinsleden gevonden moeten worden.
8.7.
Eiseres kan zich ook niet met succes beroepen op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 februari 2016 (AWB 16/570 en 16/571), waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de tekst van artikel 2 van de “Eritrean Nationality Proclamation (No. 21/1992)” impliceert dat het verkrijgen van de Eritrese nationaliteit van rechtswege plaatsvindt door geboorte. In die zaak heeft de staatssecretaris aannemelijk geacht dat de vreemdeling is geboren als een kind van een vader met de Eritrese nationaliteit. Dat is in onderhavige zaak niet het geval. De staatssecretaris heeft zich in onderhavige zaak namelijk op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar ouders de Eritrese nationaliteit hebben. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich, onder verwijzing naar de bevindingen van de Duitse autoriteiten, niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. Daarbij heeft de staatssecretaris ook aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij met haar verklaringen in onderhavige procedure ook geen duidelijkheid heeft verschaft over hoe zij de Eritrese nationaliteit heeft verkregen. Eiseres heeft immers aangeven niet te weten of haar ouders Eritrese identificerende documenten hebben aangevraagd of haar ouders de eed hebben afgelegd om de Eritrese nationaliteit te verkrijgen en of zij naturalisatie hebben aangevraagd.
Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
9. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat de besluitvorming tot gevolg heeft dat sprake is van schending van het recht van haar kinderen op respect voor privéleven uit artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
9.1.
De staatssecretaris heeft geen aanleiding hoeven zien om eiseres en haar kinderen in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De in beroep overgelegde brief van de school van de kinderen van eiseres is daarvoor onvoldoende. Daarin staat weliswaar dat zij na een moeizame start vooruitgang hebben geboekt en zich thuis zijn gaan voelen op school en in Middelburg, maar dat is inherent aan hun verblijf hier. De staatssecretaris kan worden gevolgd in het standpunt dat deze brief onvoldoende is voor een geslaagd beroep op artikel 8 van het EVRM.
Terugkeerbesluit
10. Eiseres voert ook aan dat zij bij terugzending naar Eritrea het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat nu de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, hij niet ten onrechte heeft bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten. Daarbij heeft ook niet ten onrechte als landen van terugkeer Soedan of Ethiopië genoemd, omdat – zoals de staatssecretaris tijdens de zitting heeft toegelicht – eiseres een band heeft met Soedan gelet op haar gestelde jarenlange verblijf in Soedan en omdat gelet op de bevindingen uit het dossier van de Duitse autoriteiten een aanknopingspunt bestaat dat eiseres de Ethiopische nationaliteit heeft. Dat de staatssecretaris twee landen heeft genoemd maakt het terugkeerbesluit, anders dan eiseres heeft aangevoerd, niet onvoldoende concreet. De rechtbank wijst daarbij op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State van 29 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2506.
Inreisverbod
11. Eiseres voert tot slot aan dat ten onrechte een inreisverbod aan haar is opgelegd. Zij is van mening dat de staatssecretaris haar ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd niet heeft gevolgd in haar beroep op artikel 8 van het EVRM. Haar minderjarige kinderen kunnen niet zonder haar naar Duitsland reizen naar hun vader.
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat, nu eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten, de staatssecretaris terecht een inreisverbod aan haar heeft opgelegd. De rechtbank volgt de staatssecretaris in het tijdens de zitting ingenomen standpunt dat het de gestelde man van eiseres, die een asielvergunning zou hebben in Duitsland, vrijstaat om gezinshereniging aan te vragen, waarna eiseres kan verzoeken om opheffing van het aan haar opgelegde inreisverbod. Indien de gestelde man en vader van de kinderen van eiseres geen asielvergunning heeft in Duitsland, dan dient hij – zoals de staatssecretaris terecht heeft aangevoerd – met de rest van het gezin terug te keren naar het land van herkomst of een ander land waarmee zij een band hebben. Van scheiding van gezinsleden is dan geen sprake. Het standpunt van eiseres dat het inreisverbod eraan in de weg staat dat de kinderen hun vader kunnen bezoeken, omdat zij niet zonder haar naar Duitsland kunnen reizen, kan haar ook niet baten. Niet is gebleken dat het voor de vader van de kinderen niet mogelijk is om de kinderen te bezoeken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.M. Bankers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.