ECLI:NL:RBDHA:2024:6924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL24.10102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Vollebregt - Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2002, heeft op 3 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 maart 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in Tunesië een strafzaak tegen hem loopt. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door de families van slachtoffers van een methanolincident waarbij zijn vader betrokken was. Echter, de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn claims, zoals documenten of verklaringen die zijn asielrelaas onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijs en dat hij niet is verschenen om zijn verklaringen toe te lichten.

De rechtbank bevestigt dat Tunesië in het algemeen kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, en dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op een asielvergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10102
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.L. Orthman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Hij heeft op 3 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 samen met de voorlopige voorziening (zaaknummer NL24.10103) op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de of de staatssecretaris de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen, zoals dit in het bestreden besluit is gebeurd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij indirect is bedreigd naar aanleiding van problemen van zijn vader. Een criminele bende heeft methanol verkocht aan klanten van zijn vader, waarna dodelijke slachtoffers en zwaargewonden zijn gevallen. Zijn vader wordt ervan beschuldigd dat hij hier mee te maken heeft. De families van de slachtoffers hebben eiser via zijn vader met de dood bedreigd. Eiser verwacht bij terugkeer
dat deze familieleden hem zullen bedreigen of vermoorden en dat de Tunesische autoriteiten
hem geen bescherming gaan bieden. Daarnaast stelt eiser dat er een strafzaak tegen hem loopt vanwege het niet gehoorzamen van zijn ouders. Daarom meent eiser dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met families van slachtoffers methanol inname;
3. Strafzaak vanwege niet gehoorzamen ouders.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst en eisers problemen met familie van de slachtoffers die methanol hebben ingenomen, geloofwaardig. De staatssecretaris acht de strafzaak vanwege het niet gehoorzamen van zijn ouders niet geloofwaardig, omdat eiser niet met documenten of verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat er een strafzaak tegen hem loopt. De staatssecretaris heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond1, omdat eiser uit een veilig land van herkomst komt: Tunesië en hij niet behoort tot één van de uitzonderingscategorieën. Volgens de staatssecretaris heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt of dat hij geen bescherming kan inroepen van de Tunesische autoriteiten.
Is de strafzaak aannemelijk gemaakt?
6. Eiser voert aan dat hij geen documentatie kan overleggen over de strafzaak die tegen hem loopt en dat dat ook niet van hem kan worden verwacht. Dat eiser zich hiervoor zou kunnen wenden tot de advocaat die de strafzaak van zijn vader heeft gedaan is volgens eiser onjuist, omdat beide zaken niets met elkaar van doen hebben. Verder stelt eiser dat documentatie over de rechtsgang en de uitspraak niet aanwezig is, omdat de procedure nog niet in dat stadium zit en dat de aangifte en de beschuldiging niet zomaar ter beschikking wordt gesteld aan eiser als verdachte. Volgens eiser heeft de staatssecretaris zijn uitlatingen in het nader gehoor onjuist geïnterpreteerd. De kern van het conflict is niet dat hij zijn vader of ouders niet heeft gehoorzaamd, maar dat eiser het beslag op de woning en op de onroerende zaken die zich daarin bevinden, heeft gefrustreerd door de woning niet te verlaten. Het belemmeren of frustreren van een beslag is in Tunesische strafrecht een zelfstandig delict. Volgens eiser heeft hij dit in het gehoor2, anders dan de staatssecretaris meent, wel uitvoerig uiteengezet. Indien hierover onduidelijkheid bestond, had de staatssecretaris nadere vragen moeten stellen over de aard van de beschuldiging en de juridische kwalificatie daarvan. Nu de staatssecretaris dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit volgens eiser onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de strafzaak wegens het niet gehoorzamen van zijn ouders niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft geen documenten, zoals een aangifte of beschuldiging of een proces-verbaal van een gehouden zitting, overgelegd waaruit een dergelijke aanklacht of strafzaak blijkt. Op zitting heeft gemachtigde van eiser ook erkend dat de staatssecretaris aan eiser mocht vragen om documenten als bewijs van zijn strafzaak over te leggen en dat eiser die documenten niet heeft kunnen overleggen.
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Pagina 13 van het rapport Gehoor veilig land van herkomst van 29 februari 2024.
8. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ook met zijn eigen verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat er in Tunesië nog een strafzaak tegen hem loopt. Eiser heeft verklaard dat zijn vader de aanklacht tegen hem heeft ingetrokken, op grond waarvan de staatssecretaris heeft mogen aannemen dat de vervolging op grond van artikel 218 van het Tunesische strafrecht is gestopt. Eiser heeft dat ook niet bestreden. De stelling van eiser dat de staatssecretaris hem tijdens het nader gehoor nader had moeten bevragen over de aard van de strafzaak en of die zag op het frustreren van de ontruiming, omdat het niet gehoorzamen van zijn ouders in het Tunesische strafrecht niet voorkomt, volgt de rechtbank niet. Eiser is zelf verantwoordelijk om zijn asielrelaas met documenten en verklaringen te onderbouwen en aannemelijk te maken. Eiser is in die bewijslast niet geslaagd. Daarbij is eiser ook niet op zitting verschenen om de juistheid van de gestelde feiten toe te lichten. Van een onzorgvuldig genomen of onvoldoende gemotiveerd besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.

Is Tunesië voor eiser een veilig land van herkomst?

9. Eiser voert verder aan dat gezien het bovenstaande aangenomen moet worden dat hij is geconfronteerd met een strafrechtelijke vervolging vanwege het frustreren van de ontruiming van de ouderlijke woning, en hij daarom behoort tot één van de genoemde uitzonderingscategorieën waarvoor Tunesië niet geldt als veilig land van herkomst. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer naar Tunesië te maken te krijgen met wraak/vervolging van de zijde van familie van de slachtoffers van methanol, waartegen hij geen afdoende bescherming kan vragen van de Tunesische autoriteiten. Dat eiser in de laatste drie jaar voor zijn vertrek geen problemen in Tunesië heeft ondervonden, maakt niet dat hij die bij terugkeer niet alsnog kan krijgen. Dit omdat eiser niet buiten zijn eigen provincie reisde en zich in geen geval begaf in de richting van de provincie Kairouan waar het methanolongeval heeft plaatsgevonden en zich dus ook veel slachtoffers ophielden. Nu volgens eiser wel geloof moet worden gehecht aan zijn verklaringen dat de Tunesische autoriteiten een strafzaak tegen hem zijn gestart, brengt dit ook mee dat hij bij een terugkeer naar Tunesië heeft te vrezen voor de familie van de slachtoffers. Eiser werkte nauw samen met zijn vader binnen het bedrijf en de slachtoffers kennen hem ook als de zoon van de vader die de scepter zwaaide binnen de onderneming die zoveel slachtoffers heeft gemaakt. Onder deze omstandigheden kan eiser niet aankloppen bij de autoriteiten. Zij zijn immers de strafrechtelijke vervolging jegens hem gestart. Daarnaast zal de voorwaardelijke vrijlating van zijn vader kwaad bloed hebben gezet bij deze slachtoffers, op grond waarvan ook eiser heeft te vrezen voor aanhouding door de Tunesische autoriteiten dan wel voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat Tunesië in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft in dit kader mogen verwijzen naar de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023, waarin is geconcludeerd dat Tunesië, met uitzondering van een aantal groepen, nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.3
3 Zie de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 met bijlage, Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië.
11. In de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023 zijn personen die met een strafrechtelijke vervolging te maken krijgen als uitzonderingsgroep aangemerkt. Het gaat hierbij niet om iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd, maar om personen die concreet aannemelijk kunnen maken dat zij met strafvervolging te maken kunnen krijgen en daarbij aannemelijk kunnen maken geen toegang te hebben tot daadwerkelijke rechtsmiddelen. Gelet op de door de staatssecretaris in de beschikking genoemde omstandigheden en de door eiser afgelegde verklaringen tijdens het gehoor, heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser in Tunesië moet vrezen voor een strafrechtelijke vervolging. Zoals hiervoor onder punt 7 is geoordeeld, heeft eiser niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat er een strafzaak tegen hem loopt. Evenmin is gebleken dat eiser nog te vrezen heeft voor de families van slachtoffers van de methanolvergiftiging of dat bij eventuele problemen de Tunesische autoriteiten hem daartegen niet zouden kunnen of willen beschermen. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat eiser - na de gestelde voorvallen - drie jaar lang heeft kunnen werken en wonen in zijn provincie. Eiser kan daarom bij voorkomende problemen de hulp en bescherming inroepen van de Tunesische autoriteiten.
11. Nu eiser niet concreet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Tunesië strafrechtelijke vervolging te vrezen heeft en eiser ook voor het overige niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem geen veilig land van herkomst is, slaagt eisers beroep op artikel 3 van het EVRM niet.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen recht heeft op een asielvergunning. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt - Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 april 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.