ECLI:NL:RBDHA:2024:6912
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw
Op 10 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was via telehoren vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek rechtmatig was. Bij de beoordeling van het voortduren van de maatregel is alleen de periode na 8 maart 2024 relevant. Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Marokko in het algemeen weigert laissez-passers te verstrekken.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd, aangezien eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting en er geen persoonlijke omstandigheden zijn die de bewaring onevenredig bezwarend maken. De enkele stelling van eiser dat hij een dochter heeft, leidt niet tot een andere conclusie. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.