ECLI:NL:RBDHA:2024:6878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/09/664423 / JE RK 24-649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in Turkije. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 juli 2024 en een machtiging verleend tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege een escalatie in de thuissituatie bij de moeder, die geen toestemming gaf voor een vrijwillige uithuisplaatsing en aangaf dat de minderjarige naar de vader in Turkije moest gaan. De minderjarige heeft echter aangegeven dat ze niet meer terug wil naar Turkije, waar ze eerder een jaar heeft gewoond. De kinderrechter oordeelde dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor ondertoezichtstelling is vervuld, en dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De moeder heeft in een brief aangegeven niet ter zitting te verschijnen, en de kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de rol van de ouders in de beoordeling betrokken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verzochte maatregelen noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en dat er onderzoek moet worden gedaan naar de juridische positie van de vader.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/664423 / JE RK 24-649
Datum uitspraak: 18 april 2024
Beschikking van de kinderrechter tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
te 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] , Turkije,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Arkesteijn te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd teDen Haag,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 april 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 april 2024 en een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 20 april 2024 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift, bij de griffie binnengekomen op 10 april 2024;
  • de beschikking van 10 april 2024;
- de brief van de moeder van 18 april 2024.
1.3.
Op 18 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- [naam 1] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , vertegenwoordigers van de GI.
De moeder heeft in voormelde brief van 18 april 2024 aangegeven dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.Het verzoek

2.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. De situatie bij de moeder thuis is geëscaleerd en de moeder heeft aangegeven haar handen van [minderjarige] af te trekken. De afgelopen weken is er intensief contact gezocht met de moeder, maar ze weigert elke samenwerking. [minderjarige] kan op dit moment niet terug naar de moeder, maar de moeder geeft ook geen toestemming voor een vrijwillige uithuisplaatsing en wil dat [minderjarige] weer naar de vader in Turkije gaat. [minderjarige] heeft eerder een jaar bij de vader verbleven en is nu weer vier maanden in Nederland, en ze wil niet meer terug naar Turkije. Volgens [minderjarige] ging het niet goed in Turkije, maar de ouders ontkennen dit. Er is telefonisch contact geweest met de vader en hij heeft aangegeven ook geen contact meer te willen als [minderjarige] in Nederland blijft. Ten aanzien van de juridische positie van de vader heeft hij volgens Turks recht gezag, omdat [minderjarige] in Turkije tijdens het huwelijk van de ouders is geboren. De verzochte maatregelen zijn nodig zodat [minderjarige] in het logeerhuis kan verblijven en haar veiligheid gewaarborgd wordt. De komende periode moet onderzocht worden wat er op de lange termijn nodig is voor [minderjarige] en of een andere juridische maatregel nodig is om de zaken voor [minderjarige] te kunnen regelen nu haar gezaghebbende ouders dat niet meer lijken te willen doen.

3.De standpunten van de belanghebbenden

3.1.
De GI onderschrijft het verzoek van de Raad. [minderjarige] heeft aangegeven dat ze zich niet prettig voelde in Turkije. Het is nog niet gelukt om contact te krijgen met de moeder en de situatie is zorgelijk. Het is van belang dat de komende periode met [minderjarige] gekeken wordt wat ze nodig heeft en welke rol de ouders zullen vervullen.
3.2.
De advocaat van de moeder heeft namens de moeder naar voren gebracht dat op dit moment de enige goede beslissing is dat [minderjarige] teruggaat naar Turkije. Er is in het verleden al veel hulpverlening ingezet, maar dit heeft nooit tot een positief resultaat geleid. In Turkije ging het volgens de moeder wel goed met [minderjarige] . [minderjarige] ging naar een tweetalige school en heeft daar een grote familie van vaderskant. De vader is geen alcoholist. Ook hij vindt dat het goed ging met [minderjarige] bij hem in Turkije. De ouders willen voor [minderjarige] kunnen beslissen wat het beste voor haar is en voelen zich aan de kant gezet. Dat is ook de reden waarom de moeder op dit moment geen contact wil en er geen samenwerking mogelijk is met de hulpverlening.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. [minderjarige] zal daarom voorlopig onder toezicht worden gesteld tot 10 juli 2024 (artikel 1:257 BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] niet meer terug naar huis kan na een escalatie in de thuissituatie bij de moeder. De moeder geeft geen toestemming voor een vrijwillige plaatsing in een accommodatie en wil dat [minderjarige] naar de vader in Turkije gaat. [minderjarige] is vier maanden geleden terug naar Nederland gekomen nadat ze een jaar bij de vader heeft verbleven en heeft aangegeven dat dit verblijf niet goed ging en dat ze niet meer terug naar Turkije wil. Het is de hulpverlenende instanties niet gelukt om contact te krijgen met de moeder en ze lijkt haar handen van [minderjarige] af te trekken. Hierdoor heeft [minderjarige] geen verblijfplaats en is er geen gezaghebbende ouder in Nederland die haar verzorgt. Die omstandigheden geven grond voor het vermoeden dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Nu zij geen ouder heeft waar zij kan verblijven, is het ook in het belang van haar verzorging en opvoeding noodzakelijk dat zij elders wordt geplaatst. De verzochte maatregelen zullen worden uitgesproken zodat [minderjarige] in het logeerhuis kan verblijven en haar veiligheid wordt gewaarborgd. De komende periode moet onderzocht worden wat [minderjarige] nodig heeft en welke rol de ouders kunnen en willen innemen. De Raad dient daarbij ook onderzoek te doen naar de juridische positie van de vader.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 20 april 2024 tot 10 juli 2024;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 20 april 2024 tot 10 juli 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.