Op 18 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft eerder op 11 april 2024 een voorlopige ondertoezichtstelling opgelegd tot 22 april 2024 en een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 april 2024 voortgezet, waarbij de minderjarige, haar advocaat, de moeder, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De minderjarige heeft tijdens het gesprek aangegeven dat zij beter functioneert binnen het gesloten kader en dat zij meer structuur en duidelijkheid ervaart.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging onderbouwd met zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder andere drugs gebruikt, niet naar school gaat en zich niet aan afspraken houdt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat van de noodzaak voor een ondertoezichtstelling en dat de situatie van de minderjarige een acute en ernstige bedreiging vormt. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen tot 11 juli 2024 en heeft de machtiging verleend voor haar verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de minderjarige zelf ook inziet dat het gesloten kader noodzakelijk is voor haar ontwikkeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.