ECLI:NL:RBDHA:2024:6874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL23.39753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielprocedure

Deze uitspraak betreft het verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten in het kader van een asielprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.L. Hoogendoorn, heeft beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Op 20 december 2023 heeft de eiser beroep aangetekend, maar op 12 januari 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen. Hierop heeft de eiser het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank overweegt dat het mogelijk is om een partij te veroordelen in de proceskosten van de tegenpartij. Aangezien de Staatssecretaris tijdens het beroep alsnog een besluit heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris in de proceskosten van de eiser moet worden veroordeeld.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het beroep van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 12 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39753
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoeker is op 20 december 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. Op 12 januari 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.