ECLI:NL:RBDHA:2024:6873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na tijdige beslissing door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.L. Hoogendoorn, had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 3 januari 2024 werd het beroep ingediend, maar op 10 januari 2024 nam de verweerder alsnog een beslissing op de aanvraag. Hierna trok de eiser het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit in en verzocht de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak. De rechtbank stelde vast dat de verweerder aan de verzoeker tegemoet was gekomen door alsnog een besluit te nemen. Daarom werd de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 437,50 werden vastgesteld. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank het beroep als lichtgewicht beschouwde, aangezien het enkel ging om de vraag of de beslistermijn was overschreden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op 12 februari 2024 bekendgemaakt. De eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.