6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie jaar ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige. Het slachtoffer was toen tussen de 14 en 17 jaar oud. De handelingen bestonden onder meer uit vaginale seks, die minimaal 35 keer heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer had nog geen seksuele ervaring en is door de verdachte ontmaagd. Hij gebruikte geen voorbehoedsmiddelen. De verdachte en het slachtoffer kenden elkaar van een scoutinggroep. In de periode dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden was de verdachte de scoutingleider van het slachtoffer. In die hoedanigheid was het slachtoffer aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd. De verdachte nam bovendien de rol van vertrouwenspersoon op zich voor het slachtoffer dat een luisterend oor nodig had, en hij presenteerde zich ook als zodanig aan haar ouders. De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had en het vertrouwen dat zij in hem stelde als haar scoutingleider en vertrouwenspersoon. Hij heeft alleen maar oog gehad voor bevrediging van zijn eigen behoeftes, zonder zich te bekommeren om de schade die hij daarmee bij het slachtoffer aanrichtte.
Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige emotionele schade kunnen toebrengen en een (verdere) normale en gezonde seksuele ontwikkeling in de weg kunnen staan. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog lang heeft gekampt met de negatieve gevolgen van de feiten en daarvoor ook professionele hulpverlening heeft gezocht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 maart 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten bekend. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft hij verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen, openheid van zaken gegeven en spijt betuigd voor hetgeen hij het slachtoffer heeft aangedaan. De verdachte kwam daarbij oprecht over op de rechtbank en heeft toegelicht dat hij mede door de gevolgde behandeling bij De Waag tot het inzicht is gekomen dat erkenning van hetgeen het slachtoffer is overkomen, belangrijk is voor de verwerking ervan. De rechtbank houdt hier in het voordeel van de verdachte rekening mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 12 oktober 2023. Hieruit blijkt onder meer dat het leven van de verdachte een grillige levensloop kent en dat zijn verleden zeer belast is. De verdachte heeft in verschillende tehuizen verbleven, omdat zijn moeder niet in staat was om hem de benodigde pedagogische begeleiding en ondersteuning te bieden die hij als kind nodig had. Daarnaast heeft de verdachte meermalen te maken gehad met seksueel misbruik en zijn de ervaringen in de tehuizen dusdanig emotioneel/psychisch belastend geweest dat er van trauma’s gesproken kan worden. De verdachte heeft na een moeilijke adolescentieperiode zichzelf middels therapie kunnen herpakken en zijn leven positief op kunnen bouwen, met een gezinsleven en een stabiele adequate dagbesteding. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden acht de reclassering als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf voortzetting van een verplicht reclasseringscontact van belang, met daarbij voortzetting van de huidige behandeling bij De Waag. Dit vanwege de risicodomeinen emotioneel identificatie met kinderen, sociale afwijzing/eenzaamheid en impulsiviteit, waarop inzet van behandeling nodig is. De reclassering heeft informatie bij De Waag ingewonnen, waar de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis onder behandeling staat. Uit die informatie blijkt dat bij de verdachte sprake is van een belaste voorgeschiedenis (trauma en verstoorde hechting), die mede hebben geleid tot emotionele beschadiging. Bij stress en overmatige prikkels valt de verdachte gemakkelijk terug in gedrag dat je zou verwachten bij mensen in jongere leeftijdsfasen. Onvervulde kinderlijke behoefte aan aandacht en waardering spelen hem dan parten, waardoor hij gemakkelijker over grenzen (van zichzelf en anderen) gaat.
Door de verdediging is verder een verslag van psychologisch onderzoek van De Waag overgelegd. Daaruit blijkt dat in september 2023 door GZ-psycholoog W. van der Bijl onderzoek is gedaan naar het sociaal-emotioneel functioneren van de verdachte. Geconcludeerd is dat in situaties waarin de verdachte fysiek en emotioneel onder druk staat, hij overspoeld kan worden door emoties. Zijn primaire behoefte is het reguleren van prikkels en het zoeken van nabijheid en bevestiging door een belangrijke ander. Daarbij is hij sterk gericht op bevrediging van eigen ongemak, controle willen hebben en de ander te gebruiken als iemand die iets voor hem kan betekenen. Het verlangen naar bevestiging staat centraal in de emotionele ontwikkeling van de verdachte, hetgeen een aanwijzing voor hechtingsproblematiek zou kunnen zijn. Emotioneel gezien scoort de verdachte op het niveau van een zeven tot twaalfjarige.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de behandelaar van de verdachte bij De Waag als deskundige gehoord. Deze heeft toegelicht dat de problematiek van de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij de gepleegde delicten. Trauma’s op het gebied van seksueel misbruik hebben bijgedragen aan zijn daderschap.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis die in de bewezen verklaarde feiten heeft doorgewerkt. De rechtbank ziet daarom aanleiding de feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen. Dit heeft een strafmatigende werking.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen. Zij zal daarbij echter niet het onvoorwaardelijke strafdeel in duur beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, namelijk 47 dagen, zoals door de verdediging is bepleit. Dat betekent dat de verdachte opnieuw gedetineerd zal raken, wat ingrijpende gevolgen zal hebben voor zijn gezinsleven en zijn baan en zijn behandeling bij De Waag zal doorkruisen. Uit een oogpunt van vergelding en normbevestiging kan echter niet worden volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel van ten hoogste 47 dagen. Daarbij laat de rechtbank zwaar meewegen dat de bewezen verklaarde feiten hebben plaatsgevonden gedurende een periode van bijna drie jaar, dat het verregaande seksuele handelingen betreft en dat het slachtoffer aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en daaraan door de reclassering geadviseerde voorwaarden (hierna onder 9. vermeld), passend en geboden. Met het voorwaardelijke strafdeel wordt beoogd te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.