ECLI:NL:RBDHA:2024:6842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
09/755003-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met verwerping beroep op noodweer en overschrijding redelijke termijn

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 6 januari 2019, waarbij de verdachte en twee medeverdachten geweld hebben gepleegd tegen een persoon in en rondom restaurant Topkapi in Den Haag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, de aangever heeft geslagen, geschopt en bij de keel heeft vastgepakt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde gevolgd, ondanks het verweer van de verdediging dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen bewijs was voor een wederrechtelijke aanranding door de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de confrontatie zochten en dat er geen noodzaak was voor zelfverdediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, die kan worden omgezet in 40 dagen hechtenis, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 40 maanden. De rechtbank heeft de op te leggen straf gematigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/755003-19
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Irak),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.F.R. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N. Claassen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2019 te 's-Gravenhage openlijk, te weten aan
het Gevers Deynootplein en/of in het aldaar gelegen restaurant Topkapi, in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam]
[naam] , door (die [naam] ) (met kracht) meermalen, althans één maal:
- te duwen tegen het lichaam en/of
- vast te pakken en/of te houden aan zijn lichaam en/of
- te slaan/stompen tegen het lichaam en/of (in de richting van) het hoofd,
ook toen die [naam] op de grond lag en/of
- te schoppen tegen het lichaam, ook toen die [naam] op de grond lag en/of
- vast te pakken en/of te houden en/of te knijpen bij/in de keel/hals/nek
en/of de kleding ter hoogte van de keel/hals/nek en/of
- op die [naam] te gaan liggen en/of blijven liggen terwijl die [naam] op de
grond lag.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de raadsman.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam] , opgemaakt op 6 januari 2019, voor zover inhoudende (p. 10a-11):
Pleegdatum/tijd: op 6 januari 2019 om 02:32 uur
Op 6 januari was ik werkzaam bij restaurant Topkapi gevestigd aan het Gevers Deynootplein 36 te Den Haag. Ik werk daar in de bediening. Ik was aan het bedienen aan een tafel met 3 personen toen één van de mannen aan deze tafel plotseling met zijn hand in een van mijn jaszakken ging. Hij wilde een pen hebben. Het probleem begon toen ik zijn hand vastpakte en deze naar beneden hield omdat hij hiermee in mijn jaszak kwam. Toen ik zei dat ik daar niet van gediend was zijn de drie mannen opgestaan en om mij heen komen staan. Ik rende naar buiten en zij kwamen achter mij aan. Eenmaal buiten struikelde ik. Eén van de mannen pakte mij vast bij mijn nek en probeerde me te wurgen en de anderen sloegen mij. Ik werd geslagen met vuisten en ik ben ook geschopt. Ik voelde de pijn op mijn borst.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 6 januari 2019, voor zover inhoudende (p. 27-28):
Ik was op 6 januari 2019, omstreeks 02:30 uur aan het werk in restaurant Topkapi te Scheveningen. Ik zag dat een man mijn collega vastpakte. Ik kan de man beschrijven als een vrij forse man van Irakese afkomst, hij is ongeveer 190 cm lang en droeg een wit T-shirt. Hij heeft een korte donkere baard. Ik zag dat deze man mijn collega vastpakte bij zijn kleding in de buurt van zijn nek. Vrijwel meteen kwam er een tweede man aanlopen die ik kan omschrijven als, een vrij forse man van Irakese afkomst van ongeveer 180 cm lang met ook aan korte baard. Ik ken de mannen van eerdere bezoeken aan ons restaurant en weet dat deze twee mannen broers zijn. Ik zag dat de tweede man mijn collega vastpakte bij zijn hals. Ik zag dat een derde man zich bemoeide met het gevecht en een slaande beweging maakte met zijn armen in de richting van mijn collega die op de grond lag. Ik kan deze derde man omschrijven als een man van Irakese afkomst, hij was ongeveer 170 cm lang en had een korte baard. Hij droeg een grijs pak met zwarte puntschoenen en een zwarte coltrui onder zijn nette pak.Mijn collega wist op te staan en rende naar buiten rende. De drie mannen renden achter hem aan. Ik zag dat de eerste man mijn collega, met twee handen had vastgepakt bij zijn keel. Ik zag dat mijn collega deze man van zich af probeerde te duwen. Ik zag dat de eerste man en mijn collega een paar meter verderop op de grond vielen en toen zag ik dat de tweede en derde man er bovenop doken. De tweede man hield mijn collega ook vast bij zijn keel. De derde man schopte mijn collega meerdere keren over zijn hele lichaam. Ik denk ongeveer 5 tot 10 keer.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, bekijken camerabeelden Topkapi, opgemaakt op 6 januari 2019, voor zover inhoudende (p. 38-47):
Ik opende het bestand 'topkapi_01_20190106122912021' en zag het volgende:
- dat op de voorgrond een tafel, althans een bar is gesitueerd en dat daar twee mensen bij staan;
- dat op de voorgrond zich een man bevindt die ik herken als de verdachte [verdachte] . Ik herken deze verdachte aan zijn postuur: een fors postuur; aan zijn kleding: een blauw spijkerbroek en een zwart shirt met rondom de nek witte doodshoofden; aan zijn haar; kort opgeschoren zwart of donker haar.- dat [verdachte] met zijn linkerarm vier slaande bewegingen maakt richting het hoofd van een andere man (hierna: slachtoffer) en dat hij met zijn rechterarm het slachtoffer vast heeft, dan wel zijn rechterarm om het slachtoffer heeft;- dat de slaande bewegingen van [verdachte] het slachtoffer raken, op dan wel ter hoogte van de linkerschouder van het slachtoffer, dan wel op het hoofd van het slachtoffer;- dat [verdachte] vervolgens met zijn rechterarm, dan weer met zijn linkerarm, dan weer met zijn rechterarm hakkende bewegingen maakt richting het hoofd van het slachtoffer en het slachtoffer op zijn hoofd raakt;- dat een derde man aan de andere kant van het slachtoffer staat en het slachtoffer ook vast heeft. Deze man herken ik als de verdachte [medeverdachte 1] . Ik herken hem aan zijn gezicht: zijn donkere dikke wenkbrauwen, zijn zwarte baard en zijn grijze pak;- dat [medeverdachte 1] slaande bewegingen maakt met zijn rechterhand en daarbij in ieder geval een keer het achterhoofd van het slachtoffer raakt, waarna het slachtoffer met zijn hoofd naar voren gaat;
- dat achter het slachtoffer een vierde man staat. Ik herken deze man als de verdachte [medeverdachte 2] . Ik herken hem aan zijn forse postuur; aan zijn grote hoofd met onderkin; aan zijn zwarte baard en aan zijn kleding; een wit t-shirt met een afbeelding in de vorm van een schedel, in een verschillende bruintinten, althans donkere kleuren, op de rug en blauwe spijkerbroek;- dat [medeverdachte 2] het slachtoffer vasthoudt, waarna het slachtoffer voorover bukt;- dat de groep personen zich naar de uitgang beweegt.
Ik opende het bestand 'topkapi_07_20190106123446819' en zag het volgende:- dat [verdachte] met zijn rechtervuist meerdere malen een slaande beweging maakt en meerdere malen vol de linkerzijkant van het gezicht van het slachtoffer raakt, waarna het hoofd van het slachtoffer in dezelfde beweging naar rechts beweegt;
- dat [medeverdachte 2] het slachtoffer op datzelfde moment vasthoudt onder meer aan zijn arm vasthoudt;- dat [verdachte] meerdere malen met zijn beide armen hakkende bewegingen maakt richting het hoofd van het slachtoffer;
- dat het slachtoffer ineen duikt;- dat [verdachte] en [medeverdachte 2] weer in beeld komen en een stukje achteruitlopen, althans achteruit worden geduwd;- dat een man met op zijn rug 'hofstad security' [medeverdachte 1] vasthoudt, buik tegen buik, en vanaf links het restaurant induwt;
- dat [medeverdachte 1] zich losrukt, weer terug rent, bij zijn arm wordt gepakt, losrukt en links uit beeld verdwijnt.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, bekijken camerabeelden Kurhaus, opgemaakt op 6 januari 2019, voor zover inhoudende (p. 49-52):
- dat na 8:23 minuten afspeeltijd een groep personen de uitgang van Topkapi uit rent en dat deze personen zich ophouden schuin voor de deur van Topkapi;- dat iemand op de grond ligt, althans dat een hoofd en armen op de grond liggen en dat daarboven meerdere mensen staan;
- dat op een gegeven moment een man met lichte bovenkleding en een beige broek een andere man met een wit t-shirt van achteren bij zijn armen vasthoudt en hem wegtrekt van de groep mensen. Ik herken de man met het witte t-shirt als de verdachte [medeverdachte 2] . Ik herken hem aan zijn postuur, zijn buik die onder zijn shirt vandaan komt en aan zijn kleding: zijn opvallende t-shirt, wit van kleur met op de achterzijde afbeelding gelijkend op de vorm van een groot doodshoofd, een blauwe spijkerbroek en witte schoenen.- dat een andere man naar [medeverdachte 2] toe loopt. Ik herken deze man als de verdachte [verdachte] . Ik herken hem aan zijn postuur; een fors postuur, maar vooral aan zijn opvallende t-shirt; een zwart shirt met om zijn nek witte doodshoofden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Openlijk geweldpleging
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen van openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 6 januari 2019 in en buiten het restaurant Topkapi in Den Haag een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij geweld is gebruikt tegen aangever A.E. [naam] (hierna: [naam] ).
Uit de verklaring van [naam] , de verklaring van de getuige Abbas en het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden volgt dat zowel [verdachte] , [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] geweldshandelingen hebben gepleegd tegen [naam] . Zo heeft [verdachte] slaande bewegingen gemaakt richting het hoofd van [naam] en hem bij zijn arm vastgepakt. [medeverdachte 2] heeft hem bij zijn keel vastgepakt en [medeverdachte 1] heeft hem vastgepakt, slaande bewegingen gemaakt en hem geschopt. Ze bevonden zich in elkaars aanwezigheid toen ze op [naam] afrenden en met hem in worsteling zijn geraakt. Ze hebben in een kort tijdsbestek met elkaar geweld uitgeoefend op [naam] , waarbij niemand zich heeft teruggetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering van het openlijke geweld. Dit alles is gebeurd in en buiten het restaurant Topkapi op een openbare plek en een voor publiek toegankelijke plaats.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 6 januari 2019 te 's-Gravenhage openlijk, te weten aan het Gevers Deynootplein en in het aldaar gelegen restaurant Topkapi, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam] , door die [naam] (met kracht) meermalen,
-
het lichaam vast te pakkenen
- te slaan tegen het lichaam en (in de richting van) het hoofd
,ook toen die [naam] op de grond lag en
- te schoppen tegen het lichaam, ook toen die [naam] op de grond lag en
- vast te pakken bij de keel en
- op die [naam] te gaan liggen en blijven liggen terwijl die [naam] op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft bepleit dat [naam] in het restaurant de agressor was, waardoor voor de verdachte een noodweersituatie ontstond.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een noodweersituatie.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding.
De rechtbank verwerpt het verweer, omdat noch het bestaan van een wederrechtelijke aanval, noch de noodzaak voor de verdachte om zich daar met geweld tegen te verdedigen aannemelijk is geworden. Uit de beschrijving van de camerabeelden in het proces-verbaal van bevindingen volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [naam] achterna rennen, hem slaan, hem schoppen en bij de keel pakken. Naar de uiterlijke verschijningsvormen lijkt deze gang van zaken niet gericht op verdediging, maar veeleer op het inzetten van een aanval. Het waren de verdachten die de confrontatie opzochten. Uit geen enkele verklaring (behalve die van de verdachten zelf) volgt dat [naam] ook geweld heeft uitgeoefend. Uit de camerabeelden kan voorts worden afgeleid dat de medewerkers van het restaurant direct voorafgaand aan het door de verdachten uitgeoefende geweld rustig bij de balie staan (hetgeen duidelijk anders is op het moment dat er wel gewelddadige handelingen plaatsvinden), hetgeen de rechtbank sterkt in de overtuiging dat geen sprake was van een eerdere aanval door [naam] . Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van een veroordeling, bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft bepleit te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer is geslagen, geschopt en bij zijn keel is vastgepakt. Het slachtoffer heeft daarbij letsel opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat deze confrontatie enkel en alleen plaatsvond omdat het slachtoffer zijn pen niet wilde afgeven. Daarnaast zijn meerdere personen ongewild getuige geweest van dit geweld. Geweld op een publiek toegankelijke plaats, zoals een restaurant en op de openbare weg, verstoort de orde en brengt vaak gevoelens van onveiligheid teweeg bij omstanders. De rechtbank neemt dit feit de verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens het plegen van strafbare feiten.
Redelijke termijn
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Bij het plegen van openlijk geweld begaan tegen personen met lichamelijk letsel tot gevolg, is het uitgangspunt een taakstraf van 150 uren. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
Een omstandigheid die van invloed is op de duur van de op te leggen straf is het tijdsverloop. Hiermee houdt de rechtbank als volgt rekening.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de invloed van de verdediging op het procesverloop.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 6 januari 2019, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld en is verhoord. Hij kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 7 mei 2024. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen de verdachte had moeten worden berecht met in totaal ongeveer 40 maanden is overschreden. Het voorgaande betekent dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet daarin aanleiding om korting op de op te leggen taakstraf toe te passen.
De op te leggen straf
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de tijd van
80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr zal geschieden op 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A.M. Veraart, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2024.