ECLI:NL:RBDHA:2024:6805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 7 februari 2024 en is eerder getoetst op 27 februari 2024. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde via een beeldverbinding aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. De Algerijnse autoriteiten hebben aangegeven nader onderzoek te willen doen naar de documenten die eiser heeft ingediend, en de staatssecretaris heeft regelmatig contact onderhouden met hen. De rechtbank stelt vast dat het niet aan de staatssecretaris is om een laissez-passer af te geven, maar dat dit afhangt van de Algerijnse autoriteiten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en blijft in stand. Het verzoek om schadevergoeding van eiser wordt afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en is openbaar gemaakt op 3 mei 2024.