ECLI:NL:RBDHA:2024:6802
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake de vergoeding van bezwaarkosten in het kader van de WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vergoeding van bezwaarkosten. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.J. Ladrak, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd bepaald dat hij per 7 juli 2020 geen WIA-uitkering meer zou ontvangen. Na een aantal beslissingen en een eerdere uitspraak van de rechtbank op 28 december 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard, heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. In deze beslissing werd eiser voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht en werd een vergoeding van bezwaarkosten toegekend.
Echter, in het bestreden besluit van 30 juni 2023 stelde het UWV dat de vergoeding van de bezwaarkosten al eerder was toegekend en dat deze kosten niet opnieuw vergoed konden worden. Eiser ging hiertegen in beroep, stellende dat de vergoeding van de bezwaarkosten rechtmatig was toegekend in de gewijzigde beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft het bestreden besluit beoordeeld en vastgesteld dat het UWV de vergissing in de eerdere beslissing op bezwaar mocht herstellen. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding van de bezwaarkosten al was toegekend en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.