ECLI:NL:RBDHA:2024:6796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Vietnamese minderjarige met beroep op mensenhandel en katholiek geloof

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024, wordt het beroep van een Vietnamese asielzoeker tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt minderjarig te zijn, heeft op 29 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 1 mei 2024 zijn de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig.

De eiser legt aan zijn asielaanvraag een verhaal ten grondslag waarin hij stelt dat hij geld heeft geleend van een bende, die hem vervolgens heeft mishandeld en gedreigd heeft hem te schaden bij terugkeer naar Vietnam. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de problemen met de bende terecht niet geloofwaardig heeft geacht, omdat de eiser inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minderjarig is, ondanks het overleggen van een vertaalde geboorteakte. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

De rechtbank wijst ook het beroep op mensenhandel en de stelling dat het katholieke geloof van de eiser een relevant element is, af. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Vietnam, en dat de asielprocedure niet gepauzeerd hoeft te worden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.16315 (beroep) en NL24.16316 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening. Hij heeft op 29 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer T. Ngo als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Vietnamese nationaliteit en stelt minderjarig te zijn. Volgens het paspoort waarmee eiser is ingereisd, is eiser geboren op [geboortedag] 2005 en zou hij dus meerderjarig zijn.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft geld geleend van een bende. Deze bende eiste het geld terug met rente. Eiser kon de rente niet betalen en vervolgens heeft deze bende eiser mishandeld en spullen uit zijn kamer meegenomen. Ook heeft deze groep eiser in elkaar geslagen en zijn geld afgepakt. Eiser kon niet bij de politie terecht voor hulp. Daarna heeft eiser wederom geld van de bende en van zijn familie geleend om de reis naar Europa te bekostigen. Eiser vreest bij terugkeer voor represailles van de bende.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Problemen met de groep waarvan eiser geld heeft geleend.
4.1.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en het tweede element niet geloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat eiser geen documenten heeft overgelegd en op sommige punten ongerijmd, summier of wisselend heeft verklaard. Verder heeft verweerder geen leeftijdsschouw gedaan vanwege het echt bevonden paspoort waaruit blijkt dat eiser meerderjarig is. Ten aanzien van de door eiser gestelde mensenhandel geeft verweerder aan dat het Sluisteam is geïnformeerd en dat eiser is gehoord door de KMar [1] en dat zij een mutatie hebben opgesteld, waarin is aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn voor mensenhandel.
Wat vindt eiser?
5. Eiser voert aan dat hij slachtoffer is van mensenhandel en dat verweerder hem daar ten onrechte niet over heeft gehoord. Bovendien had dit voor verweerder aanleiding moeten zijn om de asielprocedure te pauzeren. Daarnaast stelt eiser minderjarig te zijn. Ter onderbouwing van zijn gestelde leeftijd heeft eiser een kopie van een vertaalde geboorteakte overgelegd. Ten aanzien van het asielrelaas heeft verweerder ten onrechte eisers katholieke geloof niet als relevant element aangemerkt. Eiser vreest voor schending van artikel 3 van het EVRM [2] bij terugkeer naar Vietnam. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een verslag van Vluchtelingenwerk Nederland overgelegd en zich beroepen op informatie van het UK Home Office. Ten aanzien van de tegenstrijdige verklaringen stelt eiser dat deze ondergeschikte punten betreffen en bovendien het gevolg van eisers leeftijd en stress door detentie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Asielrelaas
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde problemen met de groep waar eiser geld van zou hebben geleend terecht niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij op goede gronden geconcludeerd dat er summier en tegenstrijdig is verklaard. Anders dan eiser stelt, zijn de tegenstrijdigheden niet klein en heeft eiser niet op hoofdlijnen consistent verklaard. Zo weet eiser over de brief met afspraken over de eerste lening die hij stelt te hebben gelezen niet méér te vertellen dan de datum waarop hij de lening zou moeten terugbetalen. Verweerder heeft dit summier mogen achten, omdat de afspraken over de lening een wezenlijk onderdeel van eisers asielrelaas zijn. Daarnaast heeft eiser wisselend en tegenstrijdig verklaard over de redenen waarom de politie hem niet zou willen helpen. Zo heeft eiser verklaard dat de politie eerst geld van hem wilde zien voordat ze hem zouden helpen, later dat de politie hem helemaal niet wilde helpen omdat eiser katholiek was en ook dat de politie eiser niet wilde helpen omdat hij jong was. Deze verklaringen zijn zodanig verschillend van aard dat zij niet als aanvullingen kunnen worden gezien, maar wel degelijk tegenstrijdig zijn. Deze tegenstrijdigheden raken wel degelijk de kern van eisers asielrelaas. Verder heeft verweerder ongerijmd mogen vinden dat eiser opnieuw een groot bedrag heeft willen en kunnen lenen bij de bende die hem eerder mishandeld heeft, temeer omdat hij inmiddels genoeg geld had kunnen lenen bij zijn familie om het verschuldigde bedrag aan de bende af te kunnen betalen. Reeds hierom heeft verweerder het relaas ongeloofwaardig mogen achten. Daarbij heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat eiser met een vals Pools visum is ingereisd en niet direct asiel heeft gevraagd in Nederland, maar pas na een maand detentie. Ten tijde van zijn inbewaringstelling verklaarde eiser dat hij geen bezwaren had tegen de inbewaringstelling, maar dat hij graag snel terug wilde naar Vietnam.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eisers jonge leeftijd en mogelijke spanningen als gevolg van de detentie niet een afdoende verklaring voor voornoemde tekortkomingen in zijn verklaring. Tijdens de gehoren is - in navolging van het MediFirst advies - rekening gehouden met deze omstandigheden. Bovendien kunnen deze omstandigheden ook geenszins een verklaring vormen voor met name de ongerijmde wendingen in zijn relaas.
Leeftijd
7. Ten aanzien van de gestelde minderjarigheid oordeelt de rechtbank dat verweerder heeft mogen aannemen dat eiser meerderjarig is. Eiser heeft een door de afdeling Falsificaten goed bevonden paspoort overgelegd [3] waarin staat dat hij geboren is op [geboortedag] 2005. Bovendien heeft eiser de in het paspoort opgenomen gegevens tijdens de gehoren bevestigd. Daarnaast heeft eiser gesprekken gehad met ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Dienst Terugkeer & Vertrek en de KMar. Geen van deze ambtenaren heeft aanleiding gezien om de meerderjarigheid van eiser in twijfel te trekken. In beroep heeft eiser een kopie en een vertaling van zijn geboorteakte overgelegd waarin staat dat de geboortedatum van eiser [geboortedag] 2006 is. Het originele document zou onderweg zijn naar Nederland, maar is nog niet aangekomen. De aankomst en eventuele authenticiteit van de geboorteakte, alsmede een overtuigende verklaring voor hoe het kan dat een andere datum in zijn authentieke paspoort staat vermeld, is evenwel een onzekere toekomstige gebeurtenis. Verweerder heeft uit mogen gaan van de geboortedatum die in het echt bevonden paspoort staat genoteerd en door eiser is bevestigd.
Katholicisme relevant element
8. In de uitspraak van 24 augustus 2018 [4] oordeelde de hoogste bestuursrechter dat een relevant element een feit of omstandigheid is dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn dat in verband staat met vluchtelingschap dan wel een subsidiaire beschermingsstatus.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het katholieke geloof van eiser terecht niet als een relevant element aangemerkt. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde stukken geen aanleiding om te oordelen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Vietnam. Deze stukken gaan over de algemene situatie in Vietnam en noemen voorbeelden van groepen Katholieken die een verhoogd risico lopen, zoals mensenrechtenactivisten, bekeerlingen en prominenten kerkleden. Eiser behoort niet tot een van die groepen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat katholieken in het algemeen een reëel risico op ernstige schade lopen in Vietnam. Verder heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in zijn individuele situatie gevaar loopt vanwege zijn katholieke geloof. Eiser heeft niet gesteld dat hij was gevlucht omdat hij als katholiek gevaar liep. Hij heeft op enig moment enkel verklaard dat de politie hem niet wilde helpen met zijn problemen met de bende omdat hij Katholiek was. Zoals hiervoor is overwogen mocht verweerder deze problemen niet geloofwaardig achten. Dat de politie hem niet zou hebben willen helpen met deze problemen is dan ook evenmin aannemelijk gemaakt.
Mensenhandel
9. De rechtbank stelt vast dat geen rechtsregel verweerder verplicht om de algemene asielprocedure te pauzeren als een asielzoeker stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel. Bovendien is noch in de zienswijze noch in beroep onderbouwd in hoeverre eisers beroep op mensenhandel een nieuw asielmotief inhoudt dat zou betekenen dat hij niet kan terugkeren naar Vietnam noch hoe deze stelling zich verhoudt tot het asielrelaas dat nu ter toetsing voorligt. Er is in de zienswijze enkel aangeven dat hiervan sprake zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook niet onzorgvuldig gehandeld door deze asielprocedure niet te pauzeren. Het beroep op mensenhandel kan dus niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep.
9.1.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het Sluisteam van de Koninklijke Marechaussee met eiser heeft gesproken. Eiser heeft bevestigd dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft verder aangegeven dat het Sluisteam geen indicaties voor mensenhandel zag. Hierover is een stuk opgemaakt en naar verweerder gestuurd. Verweerder heeft aangegeven dit stuk beschikbaar te stellen aan de gemachtigde.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Koninklijke Marechaussee.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
3.Proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel, bladzijde 7.