ECLI:NL:RBDHA:2024:6724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
09/259397-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting door het verhuren van een woning zonder toestemming van de eigenaar

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen oplichting heeft gepleegd. De verdachte, geboren in Iran, heeft in de periode van 1 juli 2021 tot en met 3 september 2021 een woning in 's-Gravenhage aangeboden voor verhuur, terwijl hij daar niet gerechtigd toe was. Hij heeft meerdere slachtoffers, waaronder [naam 1] en [naam 2], misleid door hen te laten geloven dat hij de eigenaar van de woning was. De slachtoffers hebben huurcontracten getekend en borgsommen of huurbetalingen gedaan, variërend van € 650,- tot € 1.900,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte hen heeft rondgeleid in de woning en hen valse huurcontracten heeft overhandigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een subsidiaire gevangenisstraf van 90 dagen. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoedingen van € 750,- aan [naam 1] en € 1.900,- aan [naam 2] te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de slachtoffers in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/259397-22
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Verstek

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] (Iran),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] ’ [woonplaats] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 januari 2024 (regie) en 19 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie mr. B. Verheesen heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen van [naam 1] en [naam 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 3 september 2021 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 3] en/of;
- [naam 4] en/of;
- [naam 1] en/of;
- [naam 2] ;
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk (telkens) één of meer geldbedragen, door (telkens)
- een advertentie op Marktplaats en/of Facebook, in elk geval op internet, te plaatsen waarin een woning aan de [adres 2] waartoe verdachte niet gerechtigd was tot het verhuren van die woning, te huur aan te bieden en/of;
- ( telefonisch en/of mail-)contact te onderhouden met voornoemde slachtoffer(s) en/of;
- tegen voornoemde slachtoffer(s) (valselijk) te zeggen dat hij eigenaar is van voornoemde woning, in elk geval te doen voorkomen dat hij gerechtigd was de woning te verhuren en/of;
- een rondleiding te geven in voornoemde woning aan voornoemde slachtoffer(s) en/of;
- aan voornoemd(e) slachtoffers en/of naasten van die slachtoffer(s) te verzoeken om betaling van een of meer borgsommen en/of de (eerste) huursom en/of reserveringskosten en/of (vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en/of;
- voornoemde slachtoffer(s) en/of hun naasten een (vals) huurcontract te overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen en/of;
- één of meer huissleutels te overhandigen.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Aanvullende bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte zowel via Marktplaats als via Facebook de woning gelegen aan de [adres 2] aan vier verschillende (buitenlandse) personen heeft verhuurd, terwijl hij hiervoor geen toestemming had van de rechtmatige eigenaar van de woning en hiertoe dus niet gerechtigd was. De verdachte heeft drie van hen fysiek in de woning rondgeleid, huurcontracten laten tekenen en zogenaamd de sleutels van de woning aan hen overhandigd. De vierde persoon, die in het buitenland verbleef heeft hij via WhatsApp foto’s gestuurd vergezeld van een kopie van zijn identiteitsbewijs om vertrouwen te wekken. Deze personen hebben aan hem een borgsom, een huursom dan wel reserveringskosten betaald, contant of via de bankrekening, variërend van € 650,- tot € 1.900,-. De verdachte heeft hen laten geloven dat hij de eigenaar was van de woning. Zij waren allemaal blij dat zij een woning gevonden hadden. Drie van de vier slachtoffers kwamen er pas op het moment dat zij de woning wilden betrekken achter dat zij door de verdachte waren opgelicht en dat zij hun geld kwijt waren want de verdachte was niet meer bereikbaar.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 3 september 2021 te ’s-Gravenhage, meermalen (telkens)
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen
- [naam 3] en;
- [naam 4] en;
- [naam 1] en;
- [naam 2] ;
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk (telkens) één of meer geldbedragen, door (telkens)
- een advertentie op Marktplaats of Facebook te plaatsen waarin een woning aan de [adres 2] waartoe verdachte niet gerechtigd was tot het verhuren van die woning, te huur aan te bieden en;
- ( telefonisch en/of mail-)contact te onderhouden met voornoemde slachtoffers en;
- tegen voornoemde slachtoffers (valselijk) te zeggen dat hij eigenaar is van voornoemde woning, in elk geval te doen voorkomen dat hij gerechtigd was de woning te verhuren en;
- een rondleiding te geven in voornoemde woning en;
- aan voornoemde slachtoffers of naasten van die slachtoffers te verzoeken om betaling van een of meer borgsommen of de (eerste) huursom en (vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en;
- voornoemde slachtoffers of hun naasten een (vals) huurcontract te overleggen en (mede) te laten ondertekenen of;
- één of meer huissleutels te overhandigen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan oplichting van vier verschillende slachtoffers, telkens door dezelfde woning te huur aan te bieden terwijl de verdachte hier niet toe gerechtigd was. De Nederlandse huizenmarkt staat al enkele jaren ernstig onder druk, de nood is hoog en de vraag is veel groter dan het aanbod. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van woningzoekenden. Eén van de slachtoffers is vanuit het buitenland naar Nederland verhuisd en er pas op het moment dat hij voor de deur van woning stond mee geconfronteerd dat hij de woning niet kon betrekken. Uit het feit dat de verdachte meerdere slachtoffers heeft rondgeleid in de woning, contracten heeft laten tekenen en sleutels van de woning heeft overhandigd, leidt de rechtbank af dat de verdachte bewust en weloverwogen te werk is gegaan om de slachtoffers geld afhandig te maken, puur voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte dan ook zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 maart 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte waar de rechtbank in de beoordeling van de straf rekening mee dient te houden.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Deze straf acht de rechtbank daarom passend en geboden.
Dat betekent dat aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren wordt opgelegd.

De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Vordering benadeelde partij [naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 750,-. Het gevorderde bedrag is voldoende onderbouwd en komt voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750, geheel bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 augustus 2021, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt, tot aan de dag dat deze bedragen zijn betaald.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] .
Vordering benadeelde partij [naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 1.900,-. Het gevorderde bedrag is voldoende onderbouwd en komt voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.900,-, geheel bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over het bedrag van € 150,- met ingang van 24 juli 2021, over het bedrag van € 500,- met ingang van 23 juli 2021 en over het bedrag van € 1.250,- met ingang van 29 augustus 2021, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die data zijn gemaakt, steeds tot aan de dag dat deze bedragen zijn betaald.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.900,-, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 150,- met ingang van 24 juli 2021, over het bedrag van € 500,- met ingang van 23 juli 2021 en over het bedrag van € 1.250,- met ingang van 29 augustus 2021 steeds tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 2] .

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

oplichting, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (negentig) dagen;
De vordering van de benadeelde partij [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe voor een bedrag van € 750,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
De vordering van de benadeelde partij [naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe voor een bedrag van € 1.900,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
over het bedrag van € 150,- met ingang van 24 juli 2021,
over het bedrag van € 500,- met ingang van 23 juli 2021 en
over het bedrag van € 1.250,- met ingang van 29 augustus 2021,
steeds tot aan de dag dat deze bedragen zijn betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.900,-, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 150,- met ingang van 24 juli 2021, over het bedrag van € 500,- met ingang van 23 juli 2021 en over het bedrag van € 1.250,- met ingang van 29 augustus 2021, steeds tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 29 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Pereth, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2024.