ECLI:NL:RBDHA:2024:6722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/09/665437/KG RK 24-602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure zonder behandelend rechter

Op 2 mei 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 25 april 2024, voorafgaand aan de rolzitting van 2 mei 2024, in een civiele procedure tussen verzoekster en Stichting Woonpartners Midden-Holland. Verzoekster stelde dat de rechter in de hoofdzaak vooringenomen was, maar de wrakingskamer oordeelde dat er nog geen behandelend rechter was aangesteld, aangezien de hoofdzaak zich nog niet in de fase bevond waarin een rechter aan de zaak wordt toegewezen. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak inhoudelijk behandelt. Aangezien de hoofdzaak nog niet in die fase was, werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/41
zaak- /rekestnummer: C/09/665437 / KG RK 24-602
Beslissing van 2 mei 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 april 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij e-mailbericht van 25 april 2024 heeft verzoekster een verzoek tot wraking ingediend van de rechter in de procedure met zaaknummer 11070539 \ CV EXPL 24-1516 tussen verzoekster en Stichting Woonpartners Midden-Holland, stichting voor Bouwen en Beheren (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
Het verzoek luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Ook vraag ik u een nieuwe rechter toe te kennen in dit dossier. Er is slechts 1 rechter die al mijn zaken behandeld en heeft eerder kenbaar gemaakt dat als mijn naam naar voren komt, het vonnis bij voorbaat wordt afgewezen. Dit lijkt mij geen eerlijk proces, zeker omdat de rechter dan al een oordeel heeft over mij als persoon.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit het voorgaande volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen de rechter die de zaak inhoudelijk behandelt.
3.2.
Het betreft hier een civiele procedure. Civiele procedures beginnen doordat een eisende partij (in dit geval Stichting Woonpartners Midden-Holland) een dagvaarding uitbrengt. Vervolgens wordt de gedaagde partij (in dit geval verzoekster) in de gelegenheid gesteld om op de (eis in de) dagvaarding te reageren. Dat is in deze zaak ook zo gegaan.
In de dagvaarding - die op 22 april 2024 aan verzoekster is betekend - is verzoekster in de gelegenheid gesteld om op de rol van 2 mei 2024 (schriftelijk of mondeling) op de dagvaarding te antwoorden. Verzoekster heeft vervolgens één week voor deze roldatum het wrakingsverzoek ingediend.
3.3.
In een dagvaardingsprocedure is het de gebruikelijke gang van zaken dat pas nadat de gedaagde partij een conclusie van antwoord heeft ingediend (dus: heeft gereageerd op de dagvaarding), wordt bepaald of een mondelinge behandeling zal plaatsvinden of dat een vonnis volgt. Pas op dat moment wordt een rechter aan de zaak toegewezen die de zaak inhoudelijk zal behandelen (op een zitting of door vonnis te wijzen). Nu de hoofdzaak zich nog niet in dat stadium bevindt, is dus nog geen behandelend rechter bekend. De wrakingskamer zal verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toegezonden aan:
 verzoekster;
 de wederpartij in de hoofdzaak;
 de voorzitter van team kanton van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, J.E. Bierling en D. Biever, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.