In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Pakistaanse nationaliteit, op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 augustus 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 15 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen 90 dagen beslissen op een aanvraag, en deze termijn kan met drie maanden worden verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze termijn is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Aangezien de staatssecretaris geen besluit heeft genomen, heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen binnen acht weken na verzending van de uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.