Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 5 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring was gesteld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.A. Krikke, betwistte de rechtmatigheid van de bewaring en stelde dat de staandehouding op strafrechtelijke titel onrechtmatig was, wat volgens hem doorwerkte naar het vreemdelingenrechtelijke voortraject. De rechtbank oordeelde dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om het strafrechtelijk voortraject te toetsen en dat er geen sprake was van een verkapte toepassing van vreemdelingenrechtelijke bevoegdheden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
Daarnaast werd de voortvarendheid van de staatssecretaris beoordeeld. Eiser stelde dat de staatssecretaris te lang had gewacht met het aanvragen van een laisser-passer voor zijn uitzetting naar Duitsland. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris niet verplicht was om meerdere opties gelijktijdig in gang te zetten en dat hij eerst het snelste traject had gekozen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier S.J. Valk.