In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024, met zaaknummers NL24.7580 en NL24.7581, wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1982, heeft op 5 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 februari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. De eiser stelt dat hij als sjiitisch moslim is geboren, maar zich in 2023 heeft bekeerd tot het christendom. Hij heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn bekering, waaronder een inval in de huiskerk en in zijn huis door de Iraanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de bekering van de eiser niet geloofwaardig heeft kunnen achten, omdat de eiser inconsistent en vaag heeft verklaard over zijn geloof en de omstandigheden rondom zijn bekering. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De rechtbank wijst ook de vergoeding van proceskosten af.