Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
De gronden van de maatregel van bewaring
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Syrische nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De staatssecretaris heeft de maatregel op 13 maart 2024 opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest en of eiser recht had op schadevergoeding.
Tijdens de zitting op 18 maart 2024 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.E.J.M. Bartels, en de staatssecretaris door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken in te dienen. Na het sluiten van het onderzoek op 20 maart 2024, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van handboeien tijdens het transport van eiser gerechtvaardigd was, gezien zijn weigering om mee te werken aan zijn overbrenging.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 maart 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.