ECLI:NL:RBDHA:2024:6682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/09/663815 / JE RK 24-574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve benoeming bijzondere curator en aanhouding verzoek wijziging zorgregeling in het belang van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 april 2024, wordt een verzoek behandeld van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden tot wijziging van de zorgregeling voor drie minderjarige kinderen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De kinderrechter oordeelt dat het op dit moment niet noodzakelijk is om de zorgregeling te wijzigen, omdat er geen acuut gevaar voor de kinderen lijkt te zijn in de omgang met de vader. Wel constateert de kinderrechter dat de kinderen verstrikt zitten in een loyaliteitsconflict, wat de onbelaste omgang met beide ouders bemoeilijkt. Dit probleem speelt al jaren en heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de kinderen in januari 2022. De kinderrechter benoemt daarom ambtshalve een bijzondere curator om de belangen van de kinderen te behartigen en te onderzoeken hoe de omgang met beide ouders kan worden verbeterd.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de zorgen die zijn geuit door de gecertificeerde instelling over de thuissituatie bij de vader, waaronder beschuldigingen van ongepast gedrag. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader zich verzet tegen de beschuldigingen en de noodzaak van de wijziging ontkent. De kinderrechter heeft de zaak pro forma aangehouden tot het verslag van de bijzondere curator beschikbaar is, en de eerdere zorgregeling blijft van kracht tot dat moment. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 april 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/663815 / JE RK 24-574
Datum uitspraak: 10 april 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Ambtshalve benoeming bijzondere curator
II. Aanhouding verzoek strekkende tot wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 29 maart 2024 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[kind 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2010 in [plaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2] Jong, geboren op [geboortedag 2] 2013 in [plaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
-
[kind 3], geboren op [geboortedag 3] 2018 in [plaats] ,
hierna te noemen: [kind 3] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 28 maart 2024 heeft mr. O.F Bouwman, kinderrechter in deze rechtbank, naar aanleiding van een mondeling verzoek van de gecertificeerde instelling mondeling (buiten kantooruren) beslist dat de behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot het verzoek met nadere onderbouwing, schriftelijk bij de rechtbank zou zijn ingediend.
1.2.
Bij beschikking van 29 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de vastgestelde zorgregeling tussen de kinderen en de vader opgeschort tot 12 april 2024 en bepaald dat de regie over het contact tussen de kinderen en de vader bij de gecertificeerde instelling wordt belegd tot 12 april 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.3.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het gewijzigde verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 29 maart 2024;
  • het gewijzigde verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 29 maart 2024;
  • de beschikking van 29 maart 2024;
  • de brief van de vader, ontvangen op 5 april 2024.
Ter zitting heeft de kinderrechter de brief van de vader voorgelezen, zodat de moeder hier ook kennis van kon nemen. Ook heeft de kinderrechter de moeder een kopie van de brief verschaft.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] , een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • de moeder.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.5.
[kind 1] heeft zijn mening schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 29 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de zorgregeling te wijzigen op grond van artikel 1:265g, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), inhoudende dat de zorgregeling tijdelijk wordt stopgezet (in ieder geval tot 8 april 2024) totdat er veiligheidsafspraken zijn gemaakt met de vader en er Ambulante Spoedhulp (ASH) betrokken is. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over de thuissituatie van de kinderen bij de vader. De zorgen zijn ontstaan na gesprekken van de jeugdbeschermer met de moeder en [kind 2] en [kind 3] . Desgevraagd heeft de jeugdbeschermer naar voren gebracht dat zij recent als jeugdbeschermer aan het gezin verbonden is. Zij heeft [kind 2] en [kind 3] gesproken in de thuissituatie bij de moeder. De moeder was geen onderdeel van het gesprek, maar was wel in dezelfde ruimte aanwezig. [kind 2] heeft aangegeven twee keer getuige te zijn geweest van seksuele gedragingen van de vader. Zij kon daar gedetailleerd over vertellen. Ook heeft [kind 2] aangegeven dat de vader angst opwekt en dat zij niet zichzelf kan zijn in de thuissituatie bij hem. [kind 2] wil niet meer naar de vader toe. Zij vreest dat hij de moeder of [kind 3] wat aandoet. Ook [kind 3] heeft naar voren gebracht dat hij bang is voor de vader en dat hij een keer hardhandig is beetgepakt door de vader. Het is de jeugdbeschermer niet gelukt met [kind 1] in gesprek te gaan, omdat hij dit niet wilde. Ook de moeder heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader. Volgens de moeder ervaren de kinderen, met name [kind 1] , heel veel stress op het moment dat ze contact hebben met de vader. In de periode dat [kind 1] geen contact had met de vader, bloeide hij op. Toen het contact weer op gang kwam, viel hij weer terug in oude, negatieve gewoonten. De moeder vindt het daarnaast zeer zorgelijk dat [kind 2] aangeeft getuige te zijn van ongepaste seksuele gedragingen van de vader. Verder geeft de moeder ook aan dat de vader haar en de kinderen meerdere keren heeft bedreigd. De moeder heeft hiervan ook aangifte gedaan bij de politie. Naar aanleiding van de geuite zorgen heeft de jeugdbeschermer contact gezocht met de vader. Het is de jeugdbeschermer echter niet gelukt om contact te krijgen met de vader, waardoor er geen veiligheidsafspraken gemaakt konden worden. De gecertificeerde instelling zag zich daarom genoodzaakt om een spoedverzoek tot wijziging van de zorgregeling in te dienen. Na de opschorting van de zorgreling door de kinderrechter heeft de jeugdbeschermer wel met de vader gesproken. De vader heeft toen aangegeven dat de verhalen over hem niet kloppen en dat de moeder mogelijk achter de valse beschuldigingen zit, zoals zij dat ook al in het verleden heeft gedaan. De vader voelt zich niet gehoord en heeft geen vertrouwen in de gecertificeerde instelling. De vader wil meewerken aan de hulpverlening zolang de begeleiders mannelijke hulpverleners zijn. Dat heeft de vader ook te kennen gegeven bij Kind in Praktijk. Gelet op het bovenstaande heeft de gecertificeerde instelling ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het is belangrijk dat er zicht komt op de thuissituatie van de vader, om te beoordelen of het veilig is voor de kinderen. Op dit moment is er geen zicht op de omgang tussen de kinderen en de vader. Als de veiligheid van de kinderen gewaarborgd kan blijven, dan kan de omgang weer opgestart worden. Daartoe is het noodzakelijk dat er veiligheidsafspraken worden gemaakt met de vader en er Ambulante Spoedhulp (ASH) betrokken is. Verder is het ook belangrijk dat er individuele hulpverlening wordt ingezet voor de kinderen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat zij het belangrijk vindt dat er naar de kinderen geluisterd wordt en dat hun belang wordt behartigd. De moeder is blij dat [kind 2] zich heeft durven uitspreken bij de jeugdbeschermer. [kind 2] wil net als [kind 1] en [kind 3] niet meer naar de vader. De kinderen hebben al zoveel meegemaakt en leven voortdurend in angst en stress. Zo zijn de kinderen getuige van de ruzies tussen de ouders bij de overdrachtsmomenten. De moeder betreurt dit ten zeerste. Volgens de moeder handelt de vader niet in het belang van de kinderen. Als hij andere plannen heeft in het weekend zegt hij de omgang af. Ook lukt het niet om afspraken te maken over de verdeling van de vakanties. Verder stuurt de vader de kinderen in dezelfde kleding naar school om de moeder te treiteren. Hij beseft niet dat de kinderen daar de dupe van zijn. De moeder wil dat de strijd stopt en dat de kinderen zich als normale kinderen kunnen ontwikkelen. Het gaat niet goed met de kinderen en zij hebben individuele hulpverlening nodig. De vader wil hier echter geen toestemming voor geven. Ook zet hij zich – in tegenstelling tot de moeder – niet in voor de hulpverlening vanuit Kind in Praktijk.
4.2.
Bij brief gedateerd op 3 april 2024 heeft de vader verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft in de brief naar voren gebracht dat het verzoekschrift bestaat uit onwaarheden en aannames. De vader vindt het daarbij zeer kwalijk dat de jeugdbeschermer de kinderen heeft gesproken zonder dat de vader hiervan af wist. De vader is geschrokken van de inhoud van het verzoek en herkent zich niet in het beeld dat over hem geschetst wordt. De vader benadrukt dat er absoluut geen sprake is van seksueel ongepaste gedragingen van de vader in het bijzijn van [kind 2] . De vader zou dit nooit doen, zeker niet nadat de moeder de vader in 2021 heeft beschuldigd van seksueel misbruik van [kind 2] . Onderzoek heeft aangetoond dat dit niet is gebeurd en de moeder heeft hier ook excuses voor aangeboden tijdens een eerdere zitting. Ook klopt het niet dat de kinderen angstig zijn als ze bij hem zijn en dat zij niet naar hem toe willen. De vader benadrukt verder dat van geweld of boosheid richting de kinderen geen sprake is. De vader meent dat de gecertificeerde instelling nalatig heeft gehandeld. Ze zijn uitgegaan van de verhalen van de moeder en de kinderen, zonder met hem in gesprek te gaan. Dit terwijl er de afgelopen zes maanden geen vaste jeugdbeschermer betrokken is geweest en er nu sinds kort weer een nieuwe jeugdbeschermer is waar de vader nog nooit kennis mee heeft gemaakt. De vader heeft tijdens het laatste telefoongesprek met de gecertificeerde instelling aangegeven dat hij nooit heeft gezegd dat hij niet wil meewerken. Wel heeft de vader naar voren gebracht dat hij begeleid wil worden door een mannelijke hulpverlener. Ook heeft de vader toen gezegd dat hij de inzet van ambulante spoedhulp en begeleide omgang niet ziet zitten omdat er al diverse hulpverlening betrokken is geweest die hebben geconcludeerd dat de leefomgeving bij de vader veilig is.

5.De beoordeling

5.1.
De gecertificeerde instelling heeft onderhavig verzoek gegrond op artikel 1:265g, tweede lid, van het BW. Volgens dit artikel kan onder andere de gecertificeerde instelling de kinderrechter verzoeken de op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het BW genomen beslissing te wijzigen. De gecertificeerde instelling verzoekt de verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna te noemen: zorgregeling) zoals vastgesteld bij beschikking van 28 oktober 2021 te wijzigen. Deze zorgregeling is vastgesteld in het kader van de echtscheidingsprocedure. Dit betekent dat er geen beslissing is genomen in het kader van artikel 1:265g, eerste lid, van het BW en in onderhavig verzoek geen sprake is van een situatie zoals benoemd in artikel 1:265g, tweede lid, van het BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de gecertificeerde instelling opvatten als een verzoek op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het BW.
5.2.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een zorgregeling of omgangsregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter oordeelt dat het op dit moment niet in het belang van de kinderen noodzakelijk is om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen te wijzigen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Recent hebben [kind 2] en [kind 3] zorgelijke uitspraken gedaan over de thuissituatie bij de vader, waardoor de gecertificeerde instelling heeft besloten een spoedverzoek tot wijziging van de zorgregeling in te dienen. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 maart 2024 geoordeeld dat een tijdelijke opschorting van de omgang tussen de vader en de kinderen noodzakelijk was. Bij het nemen van die beslissing zijn de verzoeker en de belanghebbenden niet gehoord. Ter zitting van 9 april 2024 heeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling en de moeder gehoord over het verzoek. Van de vader heeft de kinderrechter een brief ontvangen waarin hij zijn reactie geeft op de gebeurtenissen en de eerdere beslissing van de kinderrechter. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting komt de kinderrechter tot de conclusie dat van acuut gevaar voor [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] in de omgang met de vader geen sprake lijkt te zijn. Wel constateert de kinderrechter dat de kinderen verstrikt zitten in een loyaliteitsconflict dat de onbelaste omgang met beide ouders momenteel onmogelijk maakt. Deze problematiek speelt al jaren en heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de kinderen in januari 2022. Hulpverlening ter verbetering van die situatie is tot nu toe vooral gericht geweest op de ouders. Er lijkt, mede doordat er verschillende wisselingen van de jeugdbeschermer zijn geweest, daarin niet veel vooruitgang te zijn geboekt ten tijde van de ondertoezichtstelling. De kinderen hebben daar zeer onder te lijden en lijken ondergesneeuwd te raken door de aanhoudende strijd tussen de ouders. De kinderechter ziet daarom aanleiding om over te gaan tot ambtshalve benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen. Op grond van artikel 1:250 lid 1 BW kan de kinderrechter op verzoek of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als de belangen van de met gezag belaste ouder(s) of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige(n). De kinderrechter vindt het noodzakelijk om een bijzondere curator te benoemen die de opdracht krijgt te onderzoeken wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat de [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] afwisselend bij hun vader en bij hun moeder kunnen zijn zonder dat zij zich over de een of de ander zorgen hoeven te maken. Mr. L. de Roode is bereid gevonden deze opdracht te aanvaarden. Daarbij merkt de kinderrechter op dat de bijzondere curator wordt benoemd voor alle drie de kinderen afzonderlijk, wat met zich meebrengt dat er meerdere rechtsbelangen spelen.
5.3.
De zorgregeling is bij beschikking van 29 maart 2024 opgeschort tot 12 april 2024. Aangezien er geen sprake is van een acute bedreiging van de veiligheid van de kinderen tijdens de omgang met de vader, zal de kinderrechter nu niet opnieuw de opschorting gelasten en ook niet een (andere) wijziging van de zorgregeling vaststellen. Dat betekent dat de eerdere zorgregeling vanaf 12 april 2024 weer van kracht is. De kinderrechter houdt het verzoek tot de wijziging van de zorgregeling pro forma aan tot
18 juni 2024om de bijzondere curator in staat te stellen het onderzoek uit te voeren en een advies op te stellen.
Daarom zal nu als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
benoemt tot bijzondere curator over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] :
mr. L. de Roode, advocaat en mediator te Leiderdorp;
6.2.
gelast de griffier om een afschrift van de processtukken in deze zaak aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen;
6.3.
houdt het verzoek tot de wijziging van de zorgregeling pro forma aan tot
18 juni 2024, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 april 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.