ECLI:NL:RBDHA:2024:6680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/09/661625 / JE RK 24-301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [kind], geboren op [geboortedag] 2023, momenteel in een pleeggezin verblijft en dat er grote zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder, die door haar verslavingsproblematiek niet in staat is om voor [kind] te zorgen. De moeder heeft geen woning en inkomen, en is uit contact getreden met hulpverleningsinstanties. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu verlengd wordt. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om deze machtiging te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de moeder niet voldoet aan de voorwaarden van goed genoeg ouderschap. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en is van oordeel dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [kind]. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 31 oktober 2024, met de hoop dat de moeder in de toekomst haar verslaving kan overwinnen en een rol kan spelen in het leven van [kind].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/661625 / JE RK 24-301
Datum uitspraak: 9 april 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[kind], geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
per briefadres te [plaats] .
De rechtbank merkt als informant aan:
[de biologische vader],
hierna te noemen: de biologische vader,
wonende in [geboorteplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 16 februari 2024;
- de nagezonden opvoedvisie van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 15 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 april 2024. Daarbij was aanwezig:
- [naam 1] , een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
De moeder en de biologische vader zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder en de biologische vader wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is getrouwd met [naam 2] (hierna te noemen: de juridische vader).
2.2.
De moeder en de juridische vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
2.3.
[kind] woont in een pleeggezin.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 oktober 2023 [kind] onder toezicht gesteld tot 31 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 oktober 2024 een machtiging verleend om [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 30 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De moeder is nog altijd niet in staat om de verzorging en opvoeding van [kind] op zich te nemen. De moeder heeft op dit moment geen woning en geen inkomen. Daarnaast zijn er nog altijd grote zorgen over het middelengebruik van de moeder. De moeder is uit het contact met de betrokken hulpverleningsinstanties gegaan. De Brijder heeft daardoor in februari 2024 besloten de ambulante behandeling voor de verslavingsproblematiek van de moeder te beëindigen. Ook de gecertificeerde instelling komt moeilijk in contact met de moeder. De moeder wisselt regelmatig van telefoonnummer en verblijfadres, waardoor het lastig is om het contact te onderhouden. De jeugdbeschermer heeft halverwege maart 2024 voor het laatst contact gehad met de moeder. Ook lukt het de moeder niet om naar de omgangsmomenten met [kind] te komen. De moeder heeft [kind] na haar geboorte slechts één keer gezien. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting toegelicht dat de moeder [kind] wel graag wil zien, maar dat het haar niet lukt om op de omgangsmomenten te verschijnen. De biologische vader heeft ook omgang met [kind] . Hij is betrokken als ouder, maar heeft aangegeven dat het hem vanwege zijn eigen problematiek niet zal lukken om een opvoedersrol voor [kind] te vervullen. De biologische vader komt eveneens geregeld niet opdagen bij omgangsmomenten. Daarom is nu besloten de frequentie van de omgangsmomenten met beide ouders aan te passen naar één keer in de maand. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat het naar omstandigheden goed gaat met [kind] . [kind] is verslaafd geboren, maar op dit moment worden er geen problemen gezien ten aanzien van haar gezondheid. Zij verblijft op dit moment in een crisispleeggezin waar zij zich goed ontwikkelt. Er is een perspectiefbiedend pleeggezin gevonden waar zij tot haar achttiende kan blijven. [kind] heeft vanwege haar zeer jonge leeftijd een stabiele woonomgeving nodig waarin zij verzorging, aandacht en veiligheid ervaart. De moeder kan dat [kind] helaas niet bieden, vanwege haar eigen situatie. De gecertificeerde instelling heeft de verwachting dat het de moeder ook niet zal gaan lukken om binnen een voor [kind] aanvaardbare termijn zo’n veilige woonomgeving te creëren. De gecertificeerde instelling heeft daarom een opvoedvisie vastgesteld, inhoudende dat het perspectief van [kind] in een pleeggezin ligt. Hoewel de gecertificeerde instelling ziet dat de moeder graag beschikbaar wil zijn voor [kind] en een opvoedrol in haar leven zou willen vervullen, staat de verslaving van de moeder zo zeer op de voorgrond dat het niet lukt om hieraan te werken. Dit maakt dat de moeder op dit moment niet voldoet aan de voorwaarden van goed genoeg ouderschap. De gecertificeerde instelling meent dat [kind] moet opgroeien in een perspectiefbiedend pleeggezin. Daarbij moet onderzocht worden welke rol de moeder en de biologische vader kunnen (blijven) spelen in het leven van [kind] . Gelet op het bovenstaande verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).l
4.2.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Bij beschikking van 31 oktober 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is [kind] onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst omdat er grote zorgen waren over het middelengebruik van de moeder. De moeder was door haar drugsverslaving niet in staat om de verzorging en opvoeding van [kind] op zich te nemen. De kinderrechter heeft de moeder destijds op het hart gedrukt om de hulpverlening te accepteren en de behandeling bij de Brijder voort te zetten. De afgelopen periode is gebleken dat dit de moeder niet lukt. De moeder is uit contact getreden met de betrokken hulpverleningsinstanties, waardoor ook de ambulante begeleiding van de Brijder is beëindigd. Op dit moment ontvangt de moeder dus geen behandeling voor haar verslavingsproblematiek. De eerdere zorgen zijn nog steeds aanwezig. Ook de biologische vader kan vanwege zijn eigen problematiek niet in de verzorging en opvoeding van [kind] voorzien. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk dat [kind] in een pleeggezin kan blijven wonen. Zij verblijft nu in een crisispleeggezin, waar zij zich – ondanks de onrustige start in haar leven – goed ontwikkelt. De rechtbank heeft ter zitting vernomen dat er een perspectiefbiedend pleeggezin beschikbaar is voor [kind] waar zij zou kunnen opgroeien tot haar achttiende verjaardag. De rechtbank vindt het positief dat dit pleeggezin in de omgeving woont, zodat de overplaatsing geen belemmering vormt voor de omgang met de moeder en de biologische vader. Gelet op de problematiek van de moeder en haar hulpmijdende houding vindt de rechtbank de verzochte duur van de machtiging passend en geboden. De rechtbank wijst het verzoek daarom toe als verzocht. De rechtbank hoopt dat het de gecertificeerde instelling lukt om de moeder de komende periode te motiveren voor hulpverlening, zodat de moeder haar drugsverslaving de baas kan worden en een band kan opbouwen met haar dochter.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 31 oktober 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.
Tekst