ECLI:NL:RBDHA:2024:667
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering betaling private schuld door Belastingdienst/Toeslagen aan gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024, in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de Belastingdienst om haar private schuld aan de ING Bank te betalen, beoordeeld. Eiseres, een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had een verzoek ingediend om haar schuld van € 1.000, ontstaan door een roodstand bij de ING, te laten betalen op basis van het Besluit betalen private schulden. De Belastingdienst weigerde dit, omdat de schuld niet voor 1 juni 2021 opeisbaar was geworden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuld van eiseres, die in 2013 was aangegaan, niet voldoet aan de vereisten van het Besluit en de daaropvolgende Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank oordeelt dat de schuld niet vóór de gestelde datum opeisbaar was en dat de situatie van eiseres niet voldoende schrijnend is om toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten of griffierecht, hoewel zij een te hoog griffierecht heeft betaald. De rechtbank zal haar een bedrag van € 134 terugbetalen. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de wetgeving rondom de hersteloperatie voor gedupeerden van de toeslagenaffaire en de voorwaarden waaronder private schulden kunnen worden overgenomen.