Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Seker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. D. Spiering. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich op 6 juli 2020 ziekgemeld als fietskoerier en ontving gedurende de maximale duur een ZW-uitkering. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 9 juni 2022, heeft een verzekeringsarts eiser medisch onderzocht en beperkingen vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML drie functies geduid waarin eiser geschikt werd geacht, met een verlies aan verdiencapaciteit van 31,19%. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 24 april 2023, waarin het bezwaar tegen de weigering van de WIA-uitkering ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om nadere uitleg te vragen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser heeft echter niet gereageerd op de gelegenheid om een nadere zitting te verzoeken. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling correct was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.