ECLI:NL:RBDHA:2024:666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling met Surinaamse nationaliteit en zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 oktober 2023, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiseres heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter overwogen dat eiseres de rechtsplicht heeft om de EU te verlaten en dat zij haar actieve en volledige medewerking aan haar uitzetting moet verlenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting bestaat, mits eiseres meewerkt, en dat verweerder niet afhankelijk is van de medewerking van de Nigeriaanse autoriteiten, aangezien eiseres ook met een origineel paspoort kan worden uitgezet.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40577
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 oktober 2023 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Surinaamse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1965.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 november 2023 (in de zaak NL23.33236) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiseres voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Het voeren van vertrekgesprekken, feitelijk het enige dat gebeurt, maakt niet dat zicht op uitzetting ontstaat. Eiseres verblijft meer dan 25 jaar in Nederland. Eiseres heeft meerdere keren langdurig in bewaring gezeten, zonder ooit enig resultaat. Voortduring van de maatregel is derhalve louter leedtoevoeging en geen geldige reden voor voortzetting van kansloze maatregelen van bewaring. Verweerder dient te bekennen dat eiseres niet kan worden uitgezet.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
6. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank overweegt dat op eiseres de rechtsplicht rust om de EU te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich mee dat zij haar actieve en volledige medewerking aan haar uitzetting moet verlenen. De rechtbank overweegt verder dat voor het aannemen van zicht op uitzetting is vereist dat ten aanzien van het desbetreffende land in zijn algemeenheid én ten aanzien van een specifieke vreemdeling zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Bij een niet aan zijn uitzetting meewerkende vreemdeling moet in dat verband worden beoordeeld of er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is als die vreemdeling alsnog volledig gaat meewerken. Verweerder moet ondertussen wel voortvarend blijven werken aan de uitzetting van de desbetreffende vreemdeling: verweerder mag niet wachten op de gewenste medewerking, maar moet zelf uitzettingsactiviteiten blijven verrichten. Ten aanzien van specifiek eiseres is van belang dat zij niet alleen met een laissez passer (lp), maar bijvoorbeeld ook met een origineel paspoort kan worden uitgezet. Met een origineel paspoort is verweerder niet afhankelijk van de medewerking van de Nigeriaanse autoriteiten voor het verkrijgen van benodigde reisdocumenten ten behoeve van de uitzetting van eiseres. Dat er op dit moment geen lp-traject loopt, is daarom niet doorslaggevend. Door haar afwachtende en passieve houding ten aanzien van het verkrijgen van documenten die haar identiteit en nationaliteit aantonen, frustreert eiseres haar terugkeerverplichting en haar plicht tot medewerking. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres binnen een redelijke termijn kan worden uitgezet als zij wel haar volledige medewerking zou verlenen. De rechtbank acht verder van belang dat verweerder op 4 december 2023 en 18 december 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiseres. Uit de verslagen van deze vertrekgesprekken blijkt niet dat eiseres enige vorm van medewerking heeft verleend aan haar uitzetting. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Belangenafweging
7. Over wat eiseres in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze
bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij is gehouden, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.