ECLI:NL:RBDHA:2024:6650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23_1258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar deze was door verweerder geweigerd op de grond dat zij per 25 januari 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerdere schorsing van het onderzoek, waarbij verweerder werd opgedragen om een verklaring van een deskundige voor commentaar voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Eiseres had zich op 28 januari 2020 ziekgemeld en ontving een Ziektewet-uitkering. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 14 oktober 2021, concludeerde de verzekeringsarts dat eiseres beperkingen had, maar dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen onderschreven en vastgesteld dat de door eiseres ingebrachte verklaring van een psychotherapeut niet voldoende was om de medische beoordeling te weerleggen, aangezien deze niet ingeschreven stond in het BIG-register en eiseres niet zelf had onderzocht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiseres per 25 januari 2022 niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Bij besluit van 2 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 25 januari 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 5 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar de weigering tot toekenning van een WIA-uitkering gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en bepaald dat verweerder de namens eiseres ter zitting overgelegde verklaring van [naam] voor commentaar dient voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
Bij brief van 14 maart 2024 heeft verweerder de reactie van de verzekeringsarts b&b overgelegd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn kenbaar gemaakt een nadere zitting te willen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
1.1.
Eiseres heeft zich op 28 januari 2020 ziekgemeld voor haar werkzaamheden als verkoop-/kassamedewerker voor 30 uur per week bij V.O.F. Club Animo wegens psychische klachten. In verband hiermee is aan eiseres per 5 maart 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2
Op 14 oktober 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Naar aanleiding hiervan is de verzekeringsarts een onderzoek gestart en heeft hij eiseres op 25 november 2021 telefonisch gesproken. Hij heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een posttraumatische stressstoornis/paniekstoornis en dat zij als gevolg hiervan beperkingen heeft ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML)
.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft aan de hand van de door de verzekeringsarts opgestelde FML drie functies geduid waarvoor hij eiseres geschikt acht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 8,99%.
1.4.
Bij besluit van 2 december 2021 heeft verweerder de aan eiseres toegekende ZW-uitkering per 3 januari 2022 beëindigd, omdat eiseres per 25 november 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd per 25 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres, op de grond dat eiseres niet gedurende 104 weken recht heeft gehad op een ZW-uitkering. Eisers heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.6.
Naar aanleiding van het bezwaar gericht tegen de beëindiging van de ZW-uitkering heeft verzekeringsarts b&b R.W. de Vos onderzoek verricht. Hij heeft hierbij dossieronderzoek verricht en eiseres via beeldbellen gesproken. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 14 april 2022 geconcludeerd dat de primaire verzekeringsarts de beperkingen van eiseres op navolgbare wijze heeft weergegeven. Wel dient, anders dan voorheen, een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week te worden aangenomen. Eiseres heeft namelijk verminderde mogelijkheden tot recuperatie door slaaponderbrekingen. De verzekeringsarts b&b heeft in verband hiermee de FML aangepast.
1.7.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 6 mei 2022 geconcludeerd dat als gevolg van de aanvullende beperking ten aanzien van de duurbelastbaarheid het merendeel van de door primaire arbeidsdeskundige geduide functies komt te vervallen, omdat die functies een werkdag hebben van langer dan 6 uur dag, 30 uur per week. Er kunnen wel andere functies geduid worden, maar die leveren een verlies aan verdiencapaciteit op van meer dan 65%. De wachttijd van 104 weken is echter voorbij en daarom is het duiden van andere functies in het kader van de Ziektewet niet meer zinvol.
1.8.
Bij besluit van 12 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de beëindiging van de ZW-uitkering gegrond verklaard. De ZW-uitkering van eiseres loopt daarom vanaf 3 januari 2022 onverminderd door.
1.9.
Op 25 mei 2022 heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid beoordeeld in het kader van de aanvraag voor een WIA-uitkering. Hij heeft daarbij de FML van verzekeringsarts b&b De Vos als uitgangspunt genomen. De arbeidsdeskundige heeft eiseres geschikt geacht voor een drietal functies, te weten de functie medewerker kleding en textielreiniging (sbc-code: 111161), productiemedewerker metaal en elektro-industrie (sbc-code: 111171 en lader, losser (sbc-code 111220). Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 31,3%. Als reservefuncties zijn geduid de functies productiemedewerker industrie en huishoudelijk medewerker gebouwen.
1.10.
Verzekeringsarts b&b Cinqualbré heeft naar aanleiding van het bezwaar dossieronderzoek verricht en geoordeeld dat er geen reden is om de door verzekeringsarts b&b De Vos opgestelde FML aan te passen. In de FML zijn meerdere beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen die ook adequaat zijn voor een verminderde concentratie. Voor een extra beperking ten aanzien van vasthouden van de aandacht is geen grond, nu deze beperking slechts wordt aangenomen in geval van een ernstige stoornis, zoals bijvoorbeeld een psychose of een ernstige schade aan de hersenen, en als de zelfverzorging niet normaal is. Daar is bij eiseres geen sprake van. De aangenomen duurbelasting van 6 uur per dag, 30 uur per week, acht de verzekeringsarts b&b plausibel. Meer beperking in de duurbelastbaarheid is volgens hem niet te objectiveren, omdat de overige aangegeven beperkingen reeds voldoende preventie voor terugval van de energetische stoornis geven en de aandoening en het verdere dagverhaal dit niet ondersteunen.
1.11.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 3 januari 2023 geconcludeerd dat eiseres onverminderd geschikt is voor de door de arbeidsdeskundige geduide functies.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de weigering tot toekenning van de WIA-uitkering gegrond verklaard. Ten onrechte is het standpunt ingenomen dat er geen recht bestaat op een WIA-uitkering omdat de 104 weken wachttijd niet is doorlopen. Eiseres heeft niettemin per 25 januari 2022 geen recht op een WIA-uitkering omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b.
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom in het kader van de ZW eiseres per 3 januari 2022 wel meer dan 35% arbeidsongeschiktheid werd geacht en zij in het kader van de WIA per 25 januari 2022 (22 dagen later) minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
3.2.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift de gang van zaken uiteengezet. Verweerder vermeldt hierin dat in het kader van het bezwaar tegen de ZW-beslissing van 2 december 2021 een gewijzigde FML is opgesteld en dat de arbeidsdeskundige b&b met inachtneming van de gewijzigde FML het standpunt heeft ingenomen dat de oorspronkelijke functies niet meer geschikt waren en dat er geen functies zijn te vinden die vergelijkbaar waren met die eerder geduide functies. Daarom moesten er nieuwe functies gezocht worden, maar die nieuwe functies mogen alleen met een uitlooptermijn worden geduid. Omdat op dat moment de maximale termijn van de ZW-uitkering al voorbij was, kon een nieuwe schatting in het kader van de ZW niet meer worden geëffectueerd. Per einde wachttijd in het kader van de WIA ontstaat er volgens verweerder een nieuw beoordelingsmoment, waarbij opnieuw functies mogen worden geduid. Dat is op 30 mei 2022 gebeurd en dat heeft erin geresulteerd dat eiseres geschikt is te achten voor deze functies met ingang van 25 januari 2022.
3.3.
Eiseres heeft ter zitting voormelde gang van zaken niet betwist. De rechtbank kan het betoog van verweerder volledig volgen. Verweerder heeft dan ook terecht in het kader van de WIA een nieuwe medische en arbeidskundige beoordeling gemaakt die ziet op de datum van 25 januari 2022.
4.1.
Namens eiseres heeft haar gemachtigde ter zitting een verklaring van [naam] overgelegd. De gemachtigde heeft toegelicht dat zij directeur is van een autismecentrum en dat zij psychotherapeut is met een achtergrond als psycholoog. In haar verklaring vermeldt [naam] dat eiseres een kwetsbare vrouw is, dat bij haar niet alleen sprake is van trauma en depressie, maar ook van een onrijpe persoonlijkheid en dat, ondanks adequate behandeling bij de GGZ, haar herstel stagneerde. Bij deze problematiek moeten volgens [naam] meer beperkingen worden aangenomen dan vastgesteld door de verzekeringsarts. Verder is [naam] van mening dat de aangenomen urenbeperking niet passend is bij de wisselende belastbaarheid van eiseres. Trauma, depressie en emotieregulatieproblemen gaan volgens haar hand in hand met concentratieproblemen met als gevolg dat eiseres mede hierdoor slecht slaapt. Eiseres verzoekt de rechtbank, gelet op deze verklaring van [naam] , een deskundige te benoemen.
4.2.
Verweerder heeft in reactie hierop gesteld dat hij niet overtuigd is van de deskundigheid en onpartijdigheid van [naam] , aangezien zij niet in het BIG-register is vermeld en zij de partner is van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft voorts de reactie van de verzekeringsarts b&b op de verklaring van [naam] overgelegd. In deze reactie stelt deze arts dat door meerdere verzekeringsartsen is onderkend dat er bij eiseres sprake is van emotieregulatieproblemen, een posttraumatische stressstoornis en een matige depressie en dat hiervoor ook beperkingen zijn opgenomen in de FML. Wat betreft de gestelde urenbeperkingen heeft de verzekeringsarts b&b verwezen naar het eerdere rapport van verzekeringsarts b&b De Vos en gesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die dit op de datum in geding tegenspreken.
4.3.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat getwijfeld kan worden aan de waarde van de verklaring van [naam] , nu niet duidelijk is welk medisch specialisme zij heeft en voorts niet is gebleken dat zij staat ingeschreven in het BIG-register. Daarnaast doet aan de waarde van de verklaring ook af dat [naam] eiseres niet zelf heeft onderzocht. Afgezien daarvan heeft de verzekeringsarts b&b in reactie op de verklaring van [naam] naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd dat daarin geen aanleiding wordt gezien de FML te veranderen. De psychische klachten van eiseres zijn erkend en bij het vaststellen van de beperkingen is hiermee rekening gehouden. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te twijfelen.
5.1.
Eiseres stelt dat zij ten onrechte geschikt is geacht voor de functie medewerker kleding en textielreiniger (sbc-code:111161), nu dezelfde functie bij het eerder onderzoek door de arbeidskundige b&b op 6 mei 2022 ongeschikt voor haar is bevonden.
5.2.
De rechtbank volgt eiseres hier niet in. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat de functie die ongeschikt was bevonden op 6 mei 2022 een functie met een ander functienummer betreft (9831.0009.005) in de sbc-code 111161 dan de functie die is gebruikt voor de WIA-beoordeling (9831.0146.040). Verweerder kon deze functie dan ook aan de WIA-beoordeling ten grondslag leggen.
6.1.
Eiseres voert voorts aan dat door de arbeidsdeskundige b&b bij de vaststelling van de hoogte van het maatmanloon rekening is gehouden met het CBS-loonindexcijfer van oktober 2021(121). Dat is onjuist. Uitgegaan had moeten worden van het indexcijfer van januari 2022 (122,6).
6.2.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in reactie hierop gesteld dat inderdaad het onjuiste CBS-loonindexcijfer is gehanteerd. Herberekening van het maatmanloon met toepassing van het CBS-loonindexcijfer van januari 2022 levert een nieuw maatmanloon op van € 14,11. Dit loon, in vergelijking met het loon dat eiseres met de geduide functies kan verdienen, levert een arbeidsongeschiktheidspercentage op van 31,98.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat het nieuw berekende arbeidsongeschiktheidspercentage niet tot een andere uitkomst van de WIA-beoordeling leidt. Eiseres blijft immers minder dan 35% arbeidsongeschikt.
7. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. Met deze functies is eiseres in staat meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres per 25 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.