Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar deze was door verweerder geweigerd op de grond dat zij per 25 januari 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerdere schorsing van het onderzoek, waarbij verweerder werd opgedragen om een verklaring van een deskundige voor commentaar voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiseres had zich op 28 januari 2020 ziekgemeld en ontving een Ziektewet-uitkering. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 14 oktober 2021, concludeerde de verzekeringsarts dat eiseres beperkingen had, maar dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen onderschreven en vastgesteld dat de door eiseres ingebrachte verklaring van een psychotherapeut niet voldoende was om de medische beoordeling te weerleggen, aangezien deze niet ingeschreven stond in het BIG-register en eiseres niet zelf had onderzocht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiseres per 25 januari 2022 niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.