ECLI:NL:RBDHA:2024:662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
22/2720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van college inzake Tozo-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college, waarin mededelingen van feitelijke aard waren opgenomen, maar die niet gericht waren op enig rechtsgevolg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo), waarbij eiser eerder Tozo-uitkeringen had ontvangen. Het college had in eerdere besluiten bedragen teruggevorderd van eiser, maar het bezwaar tegen de brief van 18 februari 2022 werd niet-ontvankelijk verklaard omdat deze brief geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt, noch een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 28 maart 2022 (bestreden besluit).
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser gericht tegen de brief van het college van 18 februari 2022 (brief) niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser heeft een beroep gedaan op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo 1, 2 en 3). Het college heeft hem bij besluit van 21 juli 2020 met ingang van 1 maart 2020 voor maximaal drie maanden een Tozo 1-uitkering als gift toegekend ter aanvulling op zijn inkomen tot € 1.052,32 netto per maand. Voor de periode vanaf 1 juni 2020 heeft het college bij besluit van 29 juli 2020 aan eiser voor maximaal vier maanden een Tozo 2-uitkering als gift toegekend ter aanvulling op zijn inkomen tot € 1.052,32 netto per maand. Voor de periode vanaf 1 oktober 2020 heeft verweerder bij besluit van 1 december 2020 aan eiser een Tozo 3-uitkering als gift toegekend als aanvulling op zijn inkomen tot € 1.059,03 netto per maand.
1.2.
Met het besluit van 12 maart 2021 heeft het college de aan eiser verstrekte Tozo 3-uitkering vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 ingetrokken en een bedrag van € 3.177,09 teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt, dat het college met het besluit van 28 september 2021 ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld.
1.3.
Het college heeft bij besluit van 24 juni 2021 de Tozo 2-uitkering herzien over de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 en een bedrag van € 1.794,- teruggevorderd. Eiser tegen het besluit van 24 juni 2021 geen bezwaar gemaakt.
In de brief heeft het college een opsomming gegeven van de bedragen die eiser moet terugbetalen. Een bedrag van € 1.794,- (Tozo 2-vordering) en een bedrag van € 3.177,09 (Tozo 3-vordering). Het college heeft in deze brief aan eiser een tweetal terugbetalingsopties voorgehouden.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de brief geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. De rechtbank is van oordeel dat het college eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom dat zo is.
3.1
Er kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit, zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dat kan worden afgeleid uit artikel 7:1 van de Awb.
3.2
De brief bevat slechts mededelingen van feitelijke aard. Deze zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Tegen deze brief stond daarom geen bezwaar open.
4. Wat eiser heeft aangevoerd tegen de intrekking en terugvordering van de Tozo 3 -uitkering kan hier niet aan de orde komen. Zoals in 1.3 staat heeft het college eisers bezwaar tegen de intrekking en terugvordering van de Tozo 3 uitkering ongegrond verklaard en heeft eiser hiertegen geen beroep ingesteld.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.