ECLI:NL:RBDHA:2024:6617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.10606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening door de rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag de beroepen van eisers, een gezin van Azerbeidzjaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Eisers hebben op 22 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 maart 2024 buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft op 16 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Eisers hebben eerder asielaanvragen ingediend die zijn afgewezen, en zij stellen dat zij vrezen voor vervolging door de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege hun betrokkenheid bij demonstraties. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de asielaanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eisers niet de benodigde informatie hebben verstrekt over de documenten die zij hebben ingediend. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank wijst erop dat eisers in Ter Apel een nieuwe complete asielaanvraag kunnen indienen als zij van mening zijn dat zij refugié sur place zijn geworden.

De rechtbank verwijst ook naar de Bahaddar-beoordeling, maar oordeelt dat deze niet van toepassing is, omdat de incomplete aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.10606, NL24.10607, NL24.10608 en NL24.10609
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer 1] ,
zijn echtgenote,
[eiseres], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
V-nummer: [v-nummer 2] ,
en hun kinderen:
[minderjarige 1]
V-nummer: [v-nummer 3]
[minderjarige 2]
V-nummer: [v-nummer 4]
tezamen eisers/verzoekers (hierna: eisers),
(gemachtigde: mr. A. Agayev).
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eisers. De voorzieningenrechter beoordeelt de verzoeken om een voorlopige voorziening. Zij hebben op 22 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
Verweerder heeft op 11 april 2024 een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers, R. Rahim Ali als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eisers stellen van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn. [eiser] is geboren op [geboortedatum 1] 1982. [eiseres] is geboren op [geboortedatum 2] 1990. [minderjarige 1] is geboren op [geboortedatum 3] 2017. [minderjarige 2] is geboren op [geboortedatum 4] 2019.
2.1.
Eisers hebben op 23 oktober 2017 een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluiten van 31 januari 2018 afgewezen. Eisers hebben daartegen beroep ingesteld en bij uitspraak van 27 maart 2018 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, de beroepen gegrond verklaard. Bij nieuwe besluiten van 3 september 2020 is de aanvraag opnieuw afgewezen en is eisers een terugkeerbesluit opgelegd. Eisers hebben daartegen beroep ingesteld.
2.2.
Bij uitspraak van 1 oktober 2020 heeft de rechtbank Den haag, zittingsplaats Utrecht, het beroep ongegrond verklaard. Eisers hebben daartegen hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is door de hoogste bestuursrechter [1] op 31 januari 2024 ongegrond verklaard.
3. Op 20 februari 2024 hebben eisers een herhaalde asielaanvraag ingediend. Eisers hebben bij deze opvolgende aanvraag documenten overgelegd, te weten een document van 1 oktober 2020 dat opgesteld zou zijn door het Azerbeidjaanse Openbaar Ministerie, waarin staat dat er een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar eiser krachtens bepaalde artikelen en dat geëist wordt dat hij voorgeleid wordt aan de rechtbank. Verder hebben eisers een document overgelegd van 2 oktober 2020 dat opgesteld zou zijn door de politie in [plaatsnaam] waarin staat dat er een opsporingsbevel dient te worden uitgevaardigd tegen eiser.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder heeft de aanvraag op 5 maart 2023 buiten behandeling gesteld, omdat de aanvraag niet compleet was. In het voornemen heeft verweerder aangegeven dat het voor de beoordeling van de aanvraag belangrijk is hoe eisers het document hebben ontvangen, wanneer eisers het document hebben ontvangen en waarom eisers geen origineel document hebben, mede gelet op het feit dat eisers de documenten in 2020 zouden hebben verkregen. Eisers hebben namelijk op de vraag op het aanvraagformulier waarom het originele document niet kan worden overgelegd “n.v.t.” ingevuld. [2] Op de vraag hoe en wanneer de documenten zijn ontvangen hebben eiser ingevuld ‘opgestuurd gekregen’ en ‘in 2020’. In de zienswijze hebben eiser geen aanvullende informatie verstrekt. Verweerder heeft de aanvragen daarom buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
Wat vinden eisers?
5. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren aan dat eiser heeft meegedaan aan demonstraties van de blogger en dissident [naam] . Ter onderbouwing hebben eisers foto’s en sociale mediaberichten overgelegd. Eisers zijn daardoor refugié sur place geworden. Zij vrezen voor vervolging door de Azerbeidjaanse autoriteiten. Daarnaast voeren eisers aan dat soortgelijke asielaanvragen wel door verweerder zijn ingewilligd. Eisers stellen dat verweerder hen hierover moet horen en dat het – zoals eisers ter zitting hebben gesteld - formalistisch is om van eisers te verwachten dat zij in Ter Apel een herhaalde asielaanvraag indienen. Bovendien hebben de kinderen van eiser en eiseres medische klachten waardoor eisers niet in staat zijn om naar Ter Apel te reizen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Uit artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a Vw volgt dat verweerder een aanvraag buiten behandeling kan stellen indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. [3]
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op het M35-O formulier heeft eiser de vraag waarom hij geen origineel document kan overleggen, beantwoordt met ‘n.v.t.’ Verweerder heeft in het voornemen aangegeven dat de vraag wel van toepassing is en eiser de kans gegeven hier op te reageren en aan te geven wanneer en hoe de documenten zijn ontvangen. In de zienswijze is eiser hier niet op ingegaan. Verweerder heeft vervolgens de aanvraag buiten behandeling gesteld met de motivering zoals ook gegeven in het voornemen.. In beroep heeft eiser wederom niet de door verweerder verzochte informatie geleverd en heeft hij enkel foto’s en sociale mediaberichten ingebracht van een bijeenkomst in Amsterdam. Ook nadat verweerder een verweerschrift indiende, is er geen inhoudelijke reactie van eiser gekomen op de buitenbehandelingstelling van de aanvraag. Uit de toelichting ter zitting begrijpt de rechtbank dat eiser zich bij Ordukhan Teymurkhan wilde aansluiten, maar dat er nog geen fysieke bijeenkomsten waren georganiseerd. Eiser heeft vervolgens een herhaalde asielaanvraag ingediend om zijn verblijf veilig te stellen en deel te kunnen nemen aan fysieke demonstraties zodra die weer georganiseerd werden. Ter zitting heeft eiser de documenten die hij ten grondslag heeft gelegd aan de asielaanvraag vervolgens ingetrokken. Nu eiser de door verweerder benodigde informatie niet heeft geleverd en ter zitting de documenten die ten grondslag lagen aan de asielaanvraag van 22 februari 2024 heeft ingetrokken, heeft verweerder terecht de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel doet aan dit oordeel niet af, omdat de zaken waar eisers naar verwijzen allemaal zien op afwijzingen en niet op buitenbehandelingstellingen. Reeds daarom is er van gelijke gevallen geen sprake.
6.2.
Verder overweegt de rechtbank dat eisers in Ter Apel een nieuwe complete asielaanvraag kunnen indienen als zij van mening zijn dat zij refugié sur place zijn geworden. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt dit niet van excessief formalisme. Verweerder heeft ter zitting terecht betoogt dat hij de kans moet hebben om zich over de ontvankelijkheid van een nieuwe complete asielaanvraag te buigen. De gestelde medische klachten van de kinderen van eiser en eiseres doen hier niet aan af nu deze niet zijn onderbouwd. Evenmin is gebleken dat eisers vanwege hun ziekenhuisbezoeken niet op enig moment in staat zijn om naar Ter Apel te gaan voor een herhaalde asielaanvraag.
Bahaddar-beoordeling
7. Op 22 juni 2022 heeft de hoogste bestuursrechter [4] geoordeeld dat – kort gezegd - de rechtbank nationale procedureregels buiten toepassing moet laten als onmiskenbaar een schending dreigt van artikel 3 van het EVRM. [5] Het verbod dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen is absoluut, wat betekent dat geen enkele nationale procedureregel aan dat verbod in de weg mag staan. [6] Deze beoordeling komt voort uit het arrest Bahaddar 19 februari 1998 van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en wordt daarom ook wel een Bahaddar-beoordeling genoemd.
7.1.
Nu de incomplete aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld, is de rechtbank in beginsel niet gehouden om een Bahaddar-beoordeling te maken. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 17 juni 2020. [7] Bovendien zijn de documenten die ten grondslag liggen aan de aanvraag op zitting ingetrokken.
Voor zover de in de zienswijze en beroep overgelegde stukken aanleiding zouden moeten geven voor een Bahaddar-beoordeling oordeelt de rechtbank dat hieruit niet volgt dat eiser bij terugkeer onmiskenbaar een risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De overgelegde foto’s en sociale mediaberichten van een gestelde demonstratie in Amsterdam zijn ongedateerd en daaruit blijkt niet dat eiser significante kritiek op de autoriteiten heeft geuit waardoor hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Nu er op de beroepen is beslist, zullen de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Asielaanvraag van 22 februari 2024, vraag 4.11.
3.Artikel 30c Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
6.ECLI:NL:RVS:2022:1664, met name rechtsoverweging 6.3.
7.ECLI:NL:RVS:2020:1389, met name rechtsoverweging 3.