ECLI:NL:RBDHA:2024:6616
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, diende op 8 maart 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 april 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser had eerder, op 13 september 2022, een asielaanvraag ingediend die op 8 maart 2023 was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 16 april 2024, waarbij beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag ongegrond heeft verklaard. Eiser had zijn aanvraag ingediend vlak voor zijn uitzetting, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de eerdere afwijzing van de asielaanvraag en de omstandigheden rondom de indiening van de nieuwe aanvraag in aanmerking mocht nemen. Eiser had eerder de kans om zijn verhaal te doen, maar heeft geen relevante nieuwe elementen aangevoerd die zijn aanvraag zouden kunnen onderbouwen.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit is met het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de geloofwaardigheid van asielrelaas en de noodzaak voor asielzoekers om tijdig en met relevante informatie hun aanvragen in te dienen.