ECLI:NL:RBDHA:2024:6607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL23.11293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag MVV nareis in polygame situatie met onvoldoende familierechtelijke relatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024, wordt het beroep van zeven eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) beoordeeld. De eisers, die de Syrische nationaliteit hebben, verzochten om gezinshereniging met hun halfbroer, die al in Nederland verblijft. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond en er sprake was van een polygame situatie. De rechtbank had eerder een beroep van de eisers niet-ontvankelijk verklaard, maar dit werd later herzien. Tijdens de zitting op 27 februari 2024 werd de zaak opnieuw behandeld, waarbij de eisers stelden dat zij niet in staat waren het griffierecht te betalen, wat door de rechtbank werd erkend.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om de aanvraag af te wijzen op basis van de polygame situatie van de vader van de eisers, die met zowel de moeder van de eisers als de moeder van de referent getrouwd was. De rechtbank concludeerde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun familierechtelijke relatie en dat de belangenafweging in het nadeel van de eisers uitviel. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de belangen van kinderen voorop moeten staan, dit niet betekent dat asielgerelateerde aspecten in deze procedure moeten worden betrokken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers de proceskosten toe.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in gevallen van gezinshereniging, vooral in situaties van polygamie, en de vereisten voor het aantonen van familierechtelijke relaties in het kader van het vreemdelingenrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] (1 januari 2010),

[eiser 2](1 januari 2011),
[eiser 3](1 januari 2011),
[eiser 4](1 januari 2014),
[eiser 5](1 september 2014,
[eiser 6](1 januari 2016), en
[eiser 7]( 1januari 2017), eisers
V-nummers: [v-nummer 1] , [v-nummer 2] , [v-nummer 3] , [v-nummer 4] , [v-nummer 5] , [v-nummer 6] en [v-nummer 7]
(gemachtigde: mr. P.C.M. Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 april 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 maart 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Op 25 augustus 2023 heeft deze rechtbank het door eisers ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden. In de uitspraak van 28 november 2023 heeft deze rechtbank het verzet van eisers gegrond verklaard en bepaalt dat de uitspraak van 25 augustus 2023 is komen te vervallen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referent] (referent), de vader van eisers, de gemachtigde van eisers, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Griffierecht
2. Eisers hebben gesteld dat zij niet genoeg geld hebben om het griffierecht te betalen en daarom hebben zij gevraagd om vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat eisers aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet voldoende inkomen of vermogen hebben om het griffierecht te betalen. Daarom hoeven eisers geen griffierecht te betalen.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Eisers hebben verzocht om gezinshereniging met hun halfbroer [referent] (referent). Hun vader, stiefmoeder en halfbroers en halfzussen hebben eveneens verzocht om gezinshereniging met referent en zijn inmiddels – al dan niet met een zelfstandige verblijfsvergunning – in Nederland. Eisers verblijven met hun oma in Turkije. Hun moeder verblijft in Syrië en heeft – zo is gesteld – het contact met eisers en hun (gestelde) vader verbroken.
4. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen, omdat zij niet in aanmerking komen voor nareis vanwege een polygame situatie. Hun vader is namelijk zowel met de moeder van eisers als de moeder van referent getrouwd. Niet is gebleken dat het huwelijk tussen hun vader en moeder officieel is beëindigd. De afwijzingen zijn volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, omdat de familierechtelijke relatie tussen eisers, hun vader en referent niet is aangetoond en – indien dat wel het geval zou zijn – een belangenafweging niettemin in hun nadeel uitvalt.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eisers persisteren bij hetgeen zij eerder hebben aangevoerd in de procedure. Verder voeren eisers aan dat de afwijzingen van de mvv’s voor gezinshereniging in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Volgens eisers is hun familierechtelijke relatie met vader en referent namelijk wel aannemelijk. Ten onrechte stelt verweerder dat de familieboekjes niet authentiek zijn. Het overgelegde familie-uittreksel dat verweerder niet op authenticiteit kon beoordelen, komt overeen met andere overgelegde documenten. Als verweerder twijfelt aan de familierechtelijke relatie, dan had hij DNA-onderzoek moeten aanbieden. Ook voeren eisers aan dat geen sprake is van een zorgvuldige belangenafweging of fair balance, want de positie van kinderen moet voorop staan en in Syrië is - kortgezegd - sprake van een uitzichtloze situatie. Tot slot voeren eisers aan dat het onredelijk is om het gezin op te splitsen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in beginsel bevoegd is om een aanvraag tot nareis af te wijzen vanwege een polygame situatie [1] . Niettemin moet verweerder in een dergelijke situatie een individuele beoordeling maken en daarbij alle relevante belangen afwegen [2] .
Hetgeen gesteld in de voorfase
7. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door hen is aangevoerd onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens hen onjuist of onvolledig is en waarom. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de standpunten uit het bezwaarschrift van eisers. Eisers moeten specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het besluit niet juist is op die punten. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de bespreking van de verdere gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Familierechtelijke relatie
8. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder zich op het standpunt stellen dat eisers hun familierechtelijke relatie met referent en hun (gestelde) vader niet aannemelijk hebben gemaakt. Ter ondersteuning van de familierechtelijke relatie hebben eisers twee familieboekjes en een familie-uittreksel overgelegd. Verweerder heeft deze stukken onvoldoende mogen achten om de gestelde familierechtelijke relatie te onderbouwen. Verweerder mag eisers tegenwerpen dat volgens Bureau Documenten één van de familieboekjes (afgegeven in 1995) waarschijnlijk niet in de gewijzigde staat is opgemaakt en afgegeven. Bureau Documenten heeft het familie-uittreksel niet kunnen onderzoeken, omdat niet het volledige document is aangeboden. Hoewel de gegevens in de stukken overeenstemmen, betekent dit - gezien de conclusies van Bureau Documenten - niet zondermeer dat verweerder meer waarde moet hechten aan de stukken. Zoals eisers terecht stellen kan DNA-onderzoek uitsluitsel bieden over de familierechtelijke situatie tussen hen, referent en hun (gestelde) vader. Maar verweerder heeft dit niet hoeven aanbieden. Ook als de familierechtelijke relatie aannemelijk wordt geacht, leidt dit niet tot de conclusie dat de aanvragen van eisers moeten worden ingewilligd, zoals zal blijken uit overwegingen 9. en 10. In dit geval mag verweerder dan ook vinden dat DNA-onderzoek zinledig is.
Belangenafweging
9. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt. Verweerder heeft – onder andere – in het nadeel van eisers meegewogen dat sprake is van een polygame situatie. In Nederland is het uitgangspunt dat een polygame situatie strijdig is met de openbare orde en dit daarom niet wordt gefaciliteerd. Dit is een zwaarwegend belang dat verweerder afweegt tegen de door eisers aangevoerde belangen. In dit verband mag verweerder eisers tegenwerpen dat niet is gebleken dat het huwelijk van hun ouders is verbroken. Eisers hebben in de onderhavige procedure geen documenten ingebracht waaruit dit blijkt. Ook de tegenstrijdige verklaringen van referent over wanneer de relatie tussen zijn vader en de moeder van eisers is verbroken – 2018 dan wel 2019 – zijn in dit kader relevant. Dat de gestelde moeder van eisers een toestemmingsverklaring zou hebben ondertekend, verandert het voorgaande niet. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat dit juist een indicatie is dat het huwelijk tussen hun gestelde ouders is verbroken en/of – zoals is gesteld – de gestelde moeder geen contact wil met haar kinderen.
10. Hoewel de belangen van het kind voorop dienen te staan in de belangenafweging, betekent dit niet dat verweerder asielgerelateerde aspecten in deze procedure moet betrekken. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding in de relevante regelgeving of jurisprudentie. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate de belangen van de kinderen betrokken in zijn beoordeling. Verweerder erkent dat de omstandigheden in Syrië niet goed zijn en dat aan referent een asielvergunning is verleend. Daarom weegt verweerder in hun voordeel mee dat er een objectieve belemmering bestaat om het gestelde gezinsleven tussen referent en eisers in Syrië uit te oefenen. Verweerder mag echter vinden dat dit onvoldoende is om de belangenafweging in het voordeel van eisers te laten uitvallen. Zoals overwogen in rechtsoverweging 9 mag verweerder zich in dit kader op het standpunt stellen dat gezinshereniging in een polygame situatie niet in het belang van het kind wordt geacht. Voor zover eisers stellen dat zij onder slechte omstandigheden in Turkije verblijven, maakt dit niet dat eisers voor hun persoonlijke veiligheid of welzijn specifiek van referent afhankelijk zijn en dat om die reden de belangenafweging in hun voordeel moet uitvallen. Zoals tijdens de zitting is besproken, verblijven eisers namelijk bij hun oma in Turkije. Verweerder heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat er geen zwaarwegende belangen zijn om de aanvragen in te willigen ondanks de polygame situatie.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Op grond van artikel 5, vijfde lid, en artikel 17, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.