ECLI:NL:RBDHA:2024:6604
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de verlenging van de overdrachtstermijn beoordeeld. Eiser had op 17 juli 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling. Duitsland heeft het verzoek op 5 september 2023 aanvaard. De rechtbank heeft op 11 januari 2024 het beroep tegen deze buiten behandelingstelling ongegrond verklaard, en het hoger beroep daartegen is op 1 februari 2024 eveneens ongegrond verklaard.
Op 1 februari 2024 heeft de staatssecretaris eiser geïnformeerd dat de overdrachtstermijn is verlengd vanwege onderduiking, overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. De Franse autoriteiten hebben op 20 februari 2024 Nederland verzocht om eiser terug te nemen, maar Nederland heeft dit verzoek op 27 februari 2024 geweigerd. Op 22 maart 2024 is eiser door Frankrijk aan Duitsland overgedragen.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. Aangezien eiser al is overgedragen aan Duitsland, is de claimprocedure geëffectueerd en is er geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in Nederland. Eiser heeft niet gesteld dat hij schade heeft geleden door het bestreden besluit, waardoor het procesbelang is komen te ontvallen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend.