ECLI:NL:RBDHA:2024:66

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met een terugkeerbesluit en de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Malinese nationaliteit is. Eiser had een aanvullend terugkeerbesluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 november 2023, samen met de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij het beroep tegen de maatregel van bewaring tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 29 december 2023 behandeld, waarbij eiser via telehoren vanuit detentiecentrum Rotterdam is gehoord. De gemachtigde van eiser was aanwezig in de rechtbank in Groningen, en de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn ingediend tegen het terugkeerbesluit. De staatssecretaris heeft in de maatregel van bewaring aangegeven dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft betwist dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft voldaan aan de plicht tot terugkeer en dat er onvoldoende persoonlijke belangen zijn die de bewaring onevenredig bezwarend maken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris met voldoende voortvarendheid werkt aan de uitzetting van eiser, ondanks de psychische problemen van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39273

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van gestelde Malinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Op 30 november 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser een (aanvullend) terugkeerbesluit opgelegd. Op diezelfde datum heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van bewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is gehoord door middel van telehoren vanuit detentiecentrum Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Als tolk is daar verschenen A. Moss-de Boer. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank constateert dat namens eiser geen gronden zijn ingediend tegen het terugkeerbesluit.
2. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
(lichte gronden)
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
4. Ter zitting heeft de staatssecretaris de grond 4e laten vervallen.
5. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Grondslag en gronden
6. Eiser heeft de zware gronden 3b, 3c en de lichte grond 4c betwist. Eiser heeft tweeënhalf jaar in detentie gezeten. Daarmee kon hij zich niet onttrekken aan het toezicht. De detentie maakte het voor hem ook onmogelijk om gevolg te geven aan een kennisgeving Nederland te verlaten of te voldoen aan een terugkeerbesluit. Tevens wordt om die reden eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf en eiser heeft op 23 april 2021 een terugkeerbesluit ontvangen waar hij geen rechtsmiddelen tegen heeft ingediend zodat dit in rechte vaststaat. Verder is de rechtbank van oordeel dat de zware en de lichte gronden 3a, 3b, 3c, 3d en 4b, in samenhang gezien en gelet op de motivering in de maatregel, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat voldoende grond bestaat voor het standpunt van de staatssecretaris dat er een risico op onttrekking bestaat en dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Eiser heeft verklaard dat hij niet beschikt over een grensoverschrijdingsdocument, zodat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Nederland op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan. Verder staat vast dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 8 juni 2021 [1] volgt dat het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers aan de staatssecretaris heeft laten weten dat eiser op of omstreeks 17 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en eisers gemachtigde heeft aangegeven in deze periode ook geen contact meer met eiser te hebben gehad. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft voldaan aan de plicht die volgt uit het terugkeerbesluit van 23 april 2021, namelijk Nederland en het grondgebied van de Europese Unie, EER en Zwitserland te verlaten. Uit de oplegging van het aanvullend terugkeerbesluit tijdens zijn detentie vloeit op grond van vaste jurisprudentie voor eiser een meewerkverplichting voort waar eiser niet aan heeft voldaan. Verder heeft eiser meermaals verklaard dat hij niet wil terugkeren naar zijn land van herkomst en afwisselend aangegeven dat hij naar Italië en Spanje wil. De staatssecretaris heeft in de maatregel daarmee voldoende gemotiveerd waarom er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Lichter middel
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, het feit dat eiser geen gevolg heeft gegeven aan de plicht tot terugkeer welke volgt uit het terugkeerbesluit en de verklaringen van eiser dat hij niet wil terugkeren naar zijn land van herkomst, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat derhalve niet om de uitzetting van eiser te verzekeren. Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding heeft moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarendheid
8. Namens eiser is aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. Nu nog immer onduidelijk is waar eiser vandaan komt, had het in de rede gelegen om eiser tijdens zijn detentie al een taalanalyse af te nemen die mogelijk duidelijk had kunnen verschaffen. Daarbij heeft eiser psychische problemen wat maakt dat hij snel overvraagd wordt.
8.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris toegelicht dat voor de terugkeer van eiser thans gekeken wordt naar Sierra Leone en Guinee-Bissau. Nu is gebleken dat er voor een herkomst Mali of Gambia onvoldoende aanknopingspunten zijn en eiser ook zelf tegenover de Malinese consul heeft aangegeven dat hij niet uit Mali afkomstig is, heeft de staatssecretaris besloten op basis van het taalprofiel van eiser onderzoek te gaan doen naar Sierra Leone en Guinee-Bissau. Eiser spreekt Soninke en Bambara wat (ook) in die landen gesproken wordt. Voor de taal Soninke heeft de staatssecretaris een zogenaamde QuickScan laten plaatsvinden omdat een officiële taalanalyse voor die taal niet bestaat.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, gezien deze toelichting en in aanmerking genomen de omstandigheid dat eiser in geen enkel opzicht meewerkt aan zijn vertrek en met zijn wisselende verklaringen onvoldoende duidelijkheid verschaft over waar hij vandaan komt, de gelegenheid moet krijgen om de mogelijkheid van een uitzetting naar Sierra Leone of Guinee-Bissau te onderzoeken. Dat eiser mogelijk kampt met psychische problemen maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij niet kan meewerken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris met voldoende voortvarendheid werkt aan de uitzetting van eiser.

Conclusie en gevolgen

9. Concluderend is de rechtbank niet gebleken dat een uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarde voor de rechtmatigheid van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiser verder naar voren is gebracht, geeft ook geen aanleiding om thans de bewaring onrechtmatig te achten.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.In het beroep tegen de buitenbehandelingstelling van eisers asielaanvraag, NL21.7862.