ECLI:NL:RBDHA:2024:6598
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. De staatssecretaris had op 10 april 2024 de aanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard en hem opgedragen onmiddellijk te vertrekken. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 29 april 2024, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.16009, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die zaak uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel. De rechter heeft geen andere omstandigheden gezien die een voorlopige voorziening zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.