ECLI:NL:RBDHA:2024:6586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/09/659810 / KG ZA 24-30
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsprocedure en gunningsbeslissingen in kort geding tussen Vialis B.V. en de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft Vialis B.V. de Staat der Nederlanden gedagvaard in kort geding, naar aanleiding van de gunningsbeslissingen van een aanbestedingsprocedure voor onderhoudswerkzaamheden aan kunstwerken in Midden Nederland. Vialis vorderde onder andere dat de Staat zou worden verboden om de opdrachten aan de winnende inschrijvers te gunnen en dat de gunningsbeslissingen zouden worden ingetrokken. Vialis stelde dat haar inschrijving onjuist was beoordeeld en dat de gunningsbeslissingen niet afdoende waren gemotiveerd, wat zou leiden tot schending van de beginselen van gelijkheid, transparantie en proportionaliteit in het aanbestedingsrecht.

De voorzieningenrechter heeft de procedure en de ingediende stukken bestudeerd, waaronder de dagvaarding, de akte van de Staat en de pleitnotities van de interveniënten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 zijn de standpunten van alle partijen toegelicht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de Staat te verplichten tot herbeoordeling van alle inschrijvingen of tot heraanbesteding van de opdracht. De rechter oordeelde dat de Staat voldoende inzicht had gegeven in de gunningsbeslissingen en dat de beoordeling van de inschrijvingen niet onzorgvuldig was geweest. Vialis heeft niet aangetoond dat de beoordeling onjuist was en de rechter heeft de vorderingen van Vialis afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat de Staat onzorgvuldig heeft gehandeld in de communicatie naar Vialis, wat heeft geleid tot een proceskostenveroordeling in het voordeel van Vialis. De Staat is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Vialis en de interveniënten, die ook in de procedure betrokken waren. Het vonnis is uitgesproken op 21 maart 2024.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/659810 / KG ZA 24-30
Vonnis in kort geding van 21 maart 2024
in de zaak van
VIALIS B.V.te Houten,
eiseres,
advocaat mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT)te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. I. van der Hoeven en mr. F.J. Lewis te Utrecht,
waarin zijn tussengekomen:

1.[bedrijfsnaam 1] VOFte [vestigingsplaats 1] , gemeente [gemeente] ,

advocaat mr. J. Haest te Den Haag,
en

2.[bedrijfsnaam 2] B.V.te [vestigingsplaats 2] ,

advocaat mr. L.C. van den Berg te Den Haag,
en

3.SPIE NEDERLAND B.V.te Breda,

advocaat mr. M.M. Fimerius te Rijswijk,
en

4.BAM INFRA NEDERLAND B.V.te Gouda,

5.
[bedrijfsnaam 3] B.V.te [vestigingsplaats 3] ,
advocaten mr. P.F.C. Heemskerk en mr. I. de Jong te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna ‘Vialis’ genoemd. Gedaagde wordt hierna ‘de Staat’ genoemd. Interveniënten worden hierna afzonderlijk ‘ [bedrijfsnaam 1] ’, ‘ [bedrijfsnaam 2] ’, ‘Spie’, ‘BAM’ en ‘Van den Herik’ genoemd. Interveniënten 4 en 5 worden gezamenlijk aangeduid met ‘de Combinatie’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 januari 2024;
- de akte houdende overlegging producties van Vialis, met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord van de Staat, met producties 1 en 2;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst (subsidiair voeging) van [bedrijfsnaam 1] ;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst (subsidiair voeging) van [bedrijfsnaam 2] ;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst (primair) en voeging (subsidiair) van Spie;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, althans voeging van de Combinatie;
- de brief van mr. J. Haest van 27 februari 2024, met productie A namens [bedrijfsnaam 1] .
1.2.
Op 29 februari 2024 is de mondelinge behandeling gehouden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door alle partijen pleitnotities voorgedragen en overgelegd. Vonnis is tijdens de zitting bepaald op 21 maart 2024.

2.Het incident tot tussenkomst

2.1.
[bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie hebben gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Vialis en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben Vialis en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Verder is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en op grond van wat er tijdens de zitting is besproken gaat de voorzieningenrechter in dit kort geding van de volgende feiten uit.
3.1.
De Staat heeft een niet-openbare Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de ‘Raamovereenkomst Variabele Onderhoudswerkzaamheden aan kunstwerken in Midden Nederland, Perceel Noord en Perceel Zuid en de Nadere Overeenkomst LVO bruggen afsluitdijk en de Nadere Overeenkomst toegangspoort Prinses Irenesluis’ (hierna: de opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016) van toepassing verklaard. De opdracht richt zich op het variabel onderhoud van kunstwerken binnen het natte areaal van Rijkswaterstaat Midden Nederland. De opdracht is verdeeld in twee percelen: Perceel Noord voor regio Midden Nederland district Noord (IJsselmeergebied) (hierna: perceel Noord) en Perceel Zuid voor regio Midden Nederland Zuid (Utrecht) (hierna: perceel Zuid). Voor ieder perceel worden twee raamovereenkomsten met twee marktpartijen gesloten en iedere inschrijver kan ten hoogste één perceel gegund krijgen. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding.
3.2.
De voor de opdracht relevante informatie is nader omschreven in de aanbestedingsleidraad van 26 oktober 2023 (hierna: de leidraad) en twee nota’s van inlichtingen.
3.3.
In paragraaf 6.4.3 van de leidraad staat vermeld dat de inschrijver bij zijn inschrijving een plan van aanpak van maximaal 5 A4’tjes moet verstrekken:

De inschrijver dient bij zijn inschrijving onderstaand kwalitatieve document te verstrekken.
Criterium
Kwalitatief document
1. Kwaliteit
Plan van Aanpak Kwaliteit, Samenwerking en
Procesbeheersing, lettertype 9
2. Samenwerken
3. Procesbeheersing
Totaal
Max. totaal 5 kantjes A4
(…)
3.4.
Verder volgt uit paragraaf 7.2 dat voor de beoordeling van de prijs-kwaliteitverhouding, de criteria als vermeld in bijlage I van de leidraad worden gehanteerd, uitgewerkt in onderstaande tabel:

Bijlage I Uitwerking BPKV-criteria voor de beste prijs-kwaliteitverhouding
De toelichting op de BPKV-criteria is opgenomen in onderstaande tabel.
Tabel BPKV-criteria
Criterium
Subcriterium
Aandachtspunten
Doelstelling aanbesteder
6. Kwaliteit (40%)
1. Beschrijf hoe je de kwaliteit van klantvraag tot oplevering gaat borgen.

De mate waarin de aangeboden maatregelen en resultaten (prestaties) bijdragen aan het bereiken van de doelstelling

De mate waarin het aanbod SMART gemaakt is
5.

De mate waarin de aangeboden maatregelen en resultaten (prestaties) onderbouwd zijn
De doelstelling is om het ontwerp en uitvoeringsproces zodanig in te richten dat er een first time right producten opgeleverd worden.
7. Samenwerking (15%)
2. Samenwerking in het proces van klantvraag naar oplevering.
De doelstelling is om de opdracht helder te krijgen in samenwerking met Opdrachtgever, beheerder en evt. onderaannemers., om de efficiënte en succesvolle uitvoering te borgen.
8. Perceel Procesbeheersing (40%)
3.1 Planmatig en inzichtelijk werken (15%).
De doelstelling is om planmatig, voorspelbaar en haalbaar te werken gezien de tijdslots waarbij ten minste rekening wordt gehouden met vergunningverlening (hindertermijnen), conditionering (ecologie) en coördinatie met stakeholders.
3.2 Effectief benutten van de werkslots (25%).
De doelstelling is om inzicht en vertrouwen te verkrijgen in het effectief benutten van de werkslots zoals deze zijn meegegeven. Op basis van aantoonbare haalbaarheid van de werkzaamheden.
Gereserveerde werkslots:
Week 10 en 11, 2024, Bruggen Kornwerderzand
Week 15 en 16, 2024, Bruggen Den Oever
Voor de minder prioritaire werkzaamheden die welllicht niet in deze slots passen dienen voor in het najaar slots te worden aangevraagd, dit laatste is geen onderdeel van deze EMVI-BKPV
4. CO2-ambitieniveau (5%)
Voor nadere beschrijving van de CO₂-ambitieniveaus zie bijlage L.
CO₂-ambitieniveau 1 respectievelijk 2, 3, 4, 5 leidt tot een fictieve vermindering van de inschrijvingssom van 1 respectievelijk 2, 3, 4, 5 %
De aanbesteder heeft als doelstelling de CO₂-emissie te reduceren bij de uitvoering van infrastructurele werken.
3.5.
Daarnaast is in bijlage I van de leidraad een zogenoemd “Rekenblad BPKV” opgenomen, waarin per gunningscriterium de maximaal toe te kennen kwaliteitswaarde staat vermeld. Het berekeningsresultaat van het rekenblad is de ‘fictieve inschrijvingssom’, die wordt verkregen door de inschrijvingssom te verminderen met de ‘totale kwaliteitswaarde’. De inschrijving die op grond van het rekenblad de laagste fictieve inschrijvingssom heeft, is de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding (zie paragraaf 7.2 leidraad). Ter illustratie is het rekenblad voor perceel Noord hieronder opgenomen (het rekenblad voor Perceel Zuid komt hiermee grotendeels overeen):

Rekenblad BPKV Perceel Noord
Criterium
Subcriterium
Maximale kwaliteitswaarde
(€)
Beoordelings-
cijfer
Behaalde kwaliteitswaarde (€)
Totalen
(€)
9. Kwaliteit (40%)
1. Beschrijf hoe je de Kwaliteit van klantvraag tot oplevering gaat borgen.
364
2. Samenwerking (15%)
2.2 Samenwerking in het proces van klantvraag naar oplevering.
137
10.Perceel Procesbeheersing (40%)
3.1 Planmatig en inzichtelijk werken (15%).
137
3.2 Effectief benutten van de werkslots (25%).
227
Kwaliteitswaarde kwaliteitscriterium 1 t/m 3
Kwaliteitswaarde: CO₂-ambitie (1, 2, 3, 4 of 5 %) van de inschrijvingssom
Totale kwaliteitswaarde (bij een 100% score)
Inschrijvingssom
Fictieve inschrijvingssom(Inschrijvingssom minus Totale kwaliteitswaarde)
(…)
3.6.
In bijlage I van de leidraad wordt, voor zover relevant, de volgende toelichting gegeven op het rekenblad:

Kwaliteitscriteria, prestatiecriteria en maximale kwaliteitswaarde
In het rekenblad wordt onderscheid gemaakt tussen kwaliteitscriteria en prestatiecriteria. Bij een prestatiecriterium wordt direct, dus zonder kwaliteitsbeoordeling, de behaalde kwaliteitswaarde berekend via vermenigvuldiging van het in de inschrijving opgenomen aantal prestatie-eenheden met de waarde per prestatie-eenheid. Bij de kwaliteitscriteria is dat niet mogelijk en wordt de behaalde kwaliteitswaarde verkregen via een score door een beoordelingscommissie. In het rekenblad BPKV is vermeld wat de maximaal te behalen kwaliteitswaarden zijn. Deze zijn zichtbaar gemaakt op het niveau sub-criterium.
Behaalde kwaliteitswaarde
Voor elk (sub)criterium waarop de maximale kwaliteitswaarde zichtbaar gemaakt is, wordt een score gegeven. Bij score “3” wordt de maximale kwaliteitswaarde toegekend. Onderstaande tabel bevat het overzicht van de mogelijke scores met bijbehorende kwaliteitswaarden. In de onderstaande tabel is bij de “score” ook aangegeven welke omschrijving daarbij hoort.
Tabel kwaliteitswaarde
De relatie tussen score en kwaliteitswaarde is voor alle kwaliteitscriteria als volgt:
Score
Omschrijving bij de score
% van maximale kwaliteitswaarde
3
Zeer goed (veel meerwaarde)
100
2
Goed (ruim voldoende tot behoorlijke meerwaarde)
60
1
Redelijk (voldoende meerwaarde)
25
Neutraal (niet of nauwelijks meerwaarde)
NR
Nadelig en/of risicovol
- 50
De score “NR” leidt tot een negatieve kwaliteitswaarde en derhalve niet tot een vermindering van de fictieve inschrijvingssom, maar tot een bijtelling bij de fictieve inschrijfsom van 50% van de maximale kwaliteitswaarde. (…)
3.7.
De beoordeling van de bij inschrijving ingediende informatie over de in bijlage I van de leidraad genoemde kwaliteitscriteria geschiedt door middel van ‘direct beoordelen’. De beoordeling vindt plaats door een beoordelingsteam, samengesteld uit ter zake kundige beoordelaars (paragraaf 7.2 leidraad). Verder is in de op 26 oktober 2023 gepubliceerde nota van inlichtingen vermeld dat de beoordeling van de inschrijvingen plaatsvindt conform de zogenoemde M.A.R.K. methodiek:

Mededeling:De beoordeling van de inschrijvingen vindt plaats conform de M.A.R.K. methodiek. Voor meer informatie wordt verwezen naar:Inkoopbeleid Beste Prijs Kwaliteit Verhouding | Rijkswaterstaat
3.8.
Op de website waarnaar in de nota van inlichtingen wordt verwezen, staat over de M.A.R.K. methodiek onder andere het volgende vermeld:

Beoordelen met M.A.R.K.
Beoordelen met M.A.R.K. is een methodiek van Rijkswaterstaat om inschrijvingen te analyseren. Deze methodiek maakt het voor beoordelaars makkelijker om tot een eenduidige analyse van de inschrijvingen te komen, maar stelt geen specifieke eisen aan de inschrijver; inschrijvingen kunnen op de gebruikelijke manier worden ingediend, waarbij de inschrijver zich richt op de doelstellingen en de aandachtspunten zoals die in de leidraad staan.
Het Meerkleurig Argumentatief ReferentieKader (M.A.R.K.) zorgt voor structuur in de (terugkoppeling van de) beoordeling. (…)
3.9.
Verder wordt op de website verwezen naar een handleiding voor inschrijvers, waarin in de volgende tekst staat vermeld:

Stap 2: Waardering
(…)
2.3
Waardering van de aandachtspunten in samenhang
Alleen indien een maatregel of resultaat bijdraagt aan de doelstelling en tevens SMART is (en – zo nodig – voldoende onderbouwd), kan deze positief worden gewaardeerd.
(…)
Stap 3: Score
De waarderingen die gegeven zijn bij stap 2 leiden tot een score (cijfer). De score wordt gegeven op (sub)criteriumniveau en niet op maatregel- en resultaatniveau.
(…)
3.10.
Zowel Vialis als [bedrijfsnaam 1] , Spie als de Combinatie hebben op beide percelen ingeschreven. Dura heeft alleen op perceel Noord ingeschreven. Op 14 december 2023 heeft de Staat de opdracht voor perceel Noord voorlopig aan [bedrijfsnaam 2] en Spie gegund en de opdracht voor perceel Zuid aan [bedrijfsnaam 1] en de Combinatie.
3.11.
Bij brief van 15 december 2023 heeft Vialis zich beklaagd over de gunningsbeslissingen en verzocht om een uitgebreide toelichting op de beoordeling en een gesprek. In reactie daarop heeft de Staat op 18 december 2023 het door de beoordelingscommissie (in consensus) ingevulde beoordelingsformulier aan Vialis verstrekt.
3.12.
Op 20 december 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Vialis en de Staat. Vervolgens heeft Vialis de Staat op 16 januari 2024 in kort geding gedagvaard.

4.Het geschil

4.1.
Vialis vordert, zakelijk weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. de Staat te verbieden de opdracht van perceel Noord en de opdracht van perceel Zuid op basis van de gunningsbeslissingen aan [bedrijfsnaam 2] , Spie, [bedrijfsnaam 1] en de Combinatie te gunnen;
II. de Staat te gebieden de gunningsbeslissingen in te trekken;
III. de Staat te gebieden de ontvangen inschrijvingen voor de opdracht van perceel Noord en de opdracht van perceel Zuid opnieuw te beoordelen, conform de door de Staat bekendgemaakte beoordelingssystematiek en met inachtneming van het in deze te wijzen vonnis; en
IV. de Staat te gebieden zowel voor de opdracht van perceel Noord als voor de opdracht van perceel Zuid een nieuwe afdoende gemotiveerde gunningsbeslissing te uiten, waarbij een termijn voor effectieve rechtsbescherming wordt geboden;
subsidiair:
V. de Staat te verbieden de opdracht van perceel Nood en/of de opdracht van perceel Zuid op basis van de gunningsbeslissingen aan [bedrijfsnaam 2] , Spie respectievelijk [bedrijfsnaam 1] en de Combinatie te gunnen;
VI. de Staat te gebieden de gunningsbeslissingen in te trekken;
VIII. de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure in te trekken en ingetrokken te houden; en indien en voor zover de Staat de opdracht van perceel Noord en/of de opdracht van perceel Zuid nog wenst te gunnen;
IV. de Staat te gebieden de opdracht van perceel Noord en/of de opdracht van perceel Zuid opnieuw aan te besteden;
alles op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 100.000,-- en
met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de
wettelijke rente.
4.2.
Het standpunt van Vialis komt er in de kern op neer dat (i) de Staat haar inschrijving onjuist heeft beoordeeld, (ii) de gunningsbeslissingen niet afdoende zijn gemotiveerd en (iii) de uitkomst van de aanbestedingsprocedure op beide percelen willekeurig is. Met zijn handelwijze schendt de Staat het toepasselijke aanbestedingsrecht, waaronder de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid, transparantie en proportionaliteit en handelt hij onrechtmatig jegens Vialis.
4.3.
De Staat, [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Spie vordert, zakelijk weergegeven en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Staat te gebieden om binnen veertien dagen na het vonnis de raamovereenkomst voor perceel Noord aan haar te gunnen voor zover de Staat de raamovereenkomst nog altijd wenst te gunnen, met veroordeling van Vialis in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Spie ter onderbouwing dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar wordt gegund en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van Vialis, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Vialis en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Spie hierna worden besproken.
4.7.
[bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en de Combinatie hebben een voorwaardelijke vordering ingesteld, voor het geval dat het noodzakelijk wordt geacht voor hun toelating als tussenkomende partijen. De voorzieningenrechter acht dit daarvoor niet noodzakelijk, zodat op deze vorderingen niet hoeft te worden beslist.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of aanleiding bestaat om de Staat te verplichten om over te gaan tot herbeoordeling van alle inschrijvingen op de percelen Noord en Zuid dan wel tot heraanbesteding van de opdracht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daar geen aanleiding voor. Daartoe is het volgende van belang.
Onjuiste beoordeling
5.2.
Het eerste (hoofd)bezwaar van Vialis komt erop neer dat de Staat haar inschrijving onjuist heeft beoordeeld. Vialis voert daarvoor verschillende argumenten aan, die de voorzieningenrechter hierna – deels geclusterd – zal bespreken.
Maatregelen 1, 2 en 4 zijn niet bij de juiste gunningscriteria betrokken
5.3.
Volgens Vialis heeft de Staat ten eerste nagelaten om bij de verschillende gunningscriteria álle door Vialis aangeboden maatregelen te beoordelen. Vialis leidt dat af uit het op 18 december 2023 door de Staat verstrekte beoordelingsformulier, waarin: (i) de door Vialis aangeboden maatregel 1 niet is vermeld bij de beoordeling van het (sub)gunningscriterium ‘Planmatig en inzichtelijk werken’, (ii) de door Vialis aangeboden maatregel 2 niet is vermeld bij de beoordeling van de gunningscriteria ‘Kwaliteit’ en ‘Samenwerking’, en (iii) de door Vialis aangeboden maatregel 4 niet staat bij de beoordeling van het gunningscriterium ‘Samenwerking’. Volgens Vialis duidt het ontbreken van deze maatregelen bij de genoemde (sub)gunningscriteria in het beoordelingsformulier erop dat deze maatregelen – ten onrechte – niet bij de beoordeling zijn betrokken. De Staat betwist deze stellingen van Vialis en stelt, kort samengevat, dat de beoordelingscommissie de hiervoor genoemde maatregelen wel degelijk bij de genoemde (sub)gunningscriteria heeft beoordeeld en dat die beoordeling geen gevolgen heeft gehad voor het uiteindelijke beoordelingsresultaat.
5.4.
Van een aanbestedende dienst mag worden verwacht dat hij in (de toelichting op) de gunningsbeslissing inzichtelijk maakt hoe de beoordeling heeft plaatsgevonden en dat hij ervoor zorgt dat de inschrijver kan controleren of de motivering de gunningsbeslissing rechtvaardigt. Hoewel de Staat gemotiveerd heeft gesteld dat de beoordelingscommissie alle door Vialis voorgestelde maatregelen daadwerkelijk bij alle gunningscriteria heeft meegewogen, valt dat niet af te leiden uit het – ter nadere toelichting toegezonden – beoordelingsformulier. In dit formulier, dat volgens de Staat door de beoordelaars tijdens de consensussessie is ingevuld, staan bij de verschillende (sub)gunningscriteria niet steeds alle door Vialis aangeboden maatregelen afzonderlijk genoemd. Bij Vialis heeft daardoor begrijpelijkerwijs de indruk kunnen ontstaan dat niet alle maatregelen daadwerkelijk bij de beoordeling van de betreffende (sub)gunningscriteria zijn meegewogen en het is dus niet verrassend dat zij zich daarover beklaagt. Dat het beoordelingsformulier feitelijk een intern format betreft dat als houvast voor de beoordelaars dient en waarop slechts interne aantekeningen zijn gemaakt, zoals de Staat stelt, maakt dat niet anders. Als de Staat ervoor kiest om een nadere toelichting op de beoordeling aan de inschrijver te verstrekken, ligt het op zijn weg om ervoor te zorgen dat deze toelichting duidelijk en transparant is en – anders dan nu het geval is – verheldering biedt voor de inschrijver. Door dat na te laten, heeft de Staat op dit punt niet de zorgvuldigheid betracht die van hem mag worden verlangd.
5.5.
De voorzieningenrechter ziet in de gegeven situatie echter onvoldoende aanleiding voor een herbeoordeling van alle inschrijvingen dan wel voor heraanbesteding. De Staat heeft immers (uiteindelijk) voldoende inzicht aan Vialis verschaft in de redenering die ten grondslag ligt aan de gunningsbeslissing. De Staat heeft verklaard dat de genoemde maatregelen wel degelijk door de beoordelingscommissie zijn meegewogen en Vialis heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat aan die verklaring moet worden getwijfeld. Verder heeft de Staat in zijn conclusie van antwoord per genoemde maatregel (de maatregelen 1, 2 en 4) uitvoerig toegelicht hoe deze bij de betreffende (sub)gunningscriteria zijn gewogen en waarom dat niet tot een andere uitkomst heeft geleid. Vialis is daarmee voldoende in de gelegenheid gesteld de beoordeling te toetsen op basis van de verstrekte motivering c.q. te controleren of de motivering de gunningsbeslissing rechtvaardigt. Vialis heeft echter niet onderbouwd dat de door de Staat in zijn conclusie van antwoord verschafte feitelijke beoordeling van de betreffende maatregelen bij de (sub)gunningscriteria onjuist is. Bij die stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de Staat te veroordelen om een herbeoordeling van alle inschrijvingen uit te voeren. Wel heeft het hiervoor bij 5.4 genoemde onzorgvuldig handelen van de Staat consequenties voor de proceskostenveroordeling, zoals hierna zal blijken.
Maatregel 5 is ten onrechte betrokken bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’
5.6.
Verder stelt Vialis dat de beoordelingscommissie de door haar voorgestelde maatregel 5 ten onrechte heeft meegewogen bij het gunningscriterium ‘Kwaliteit’. Volgens Vialis heeft zij deze maatregel niet in het kader van dit gunningscriterium aangeboden en heeft de Staat daarmee een andere (onjuiste) invulling gegeven aan haar inschrijving.
5.7.
De voorzieningenrechter volgt Vialis niet in dat betoog. Vialis heeft bij haar inschrijving een plan van aanpak ingediend waarin zij een aantal maatregelen presenteert en per maatregel verwijst naar de relevante (sub)gunningscriteria. Dat is kennelijk een andere aanpak dan die de andere inschrijvers hebben gekozen: zij hebben steeds per afzonderlijk gunningscriterium de door hen voorgestelde maatregelen uitgewerkt. De door Vialis gekozen aanpak heeft tot gevolg dat de beoordelaars per voorgestelde maatregel moeten beoordelen of Vialis daarin een koppeling heeft gelegd met de doelstellingen van de (sub)gunningscriteria. In de – grotendeels witgelakte – overgelegde inschrijving van Vialis valt te lezen dat zij bij maatregel 5 inderdaad expliciet naar de gunningscriteria ‘Samenwerking’(C2) en ‘Perceel en Procesbeheersing’ (C3.1) heeft verwezen. De Staat heeft echter onweersproken gesteld dat Vialis bij de inleiding van maatregel 5 – die door Vialis is witgelakt – schrijft: “
We bespreken de raakvlakken en veiligheidsrisico’s en alle benodigde stappen om aantoonbaar FTR[First Time Right, vzr.]
op te leveren”. De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat de beoordelaars uit die zinsnede hebben kunnen afleiden dat Vialis daarmee ook een koppeling bedoelde te leggen met de doelstelling van het gunningscriterium ‘Kwaliteit’, die luidt: “
De doelstelling is om het ontwerp en uitvoeringsproces zodanig in te richten dat er een first time right producten opgeleverd worden” (zie ook de tabel bij 3.4, rechts bovenin). Dat de beoordelingscommissie maatregel 5 om die reden ook bij het gunningscriterium ‘Kwaliteit’ heeft beoordeeld, acht de voorzieningenrechter dus niet onbegrijpelijk of onzorgvuldig. Bovendien heeft Vialis niet toegelicht waarom het meewegen van maatregel 5 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’ nadelig voor haar heeft uitgepakt, zodat de voorzieningenrechter ook om die reden geen aanleiding ziet om in te grijpen.
Beoordeling van maatregelen 3, 4 en 8 onjuist
5.8.
Vialis voert daarnaast aan dat de maatregelen 3, 4 en 8 onjuist zijn beoordeeld. De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan enige mate van subjectiviteit bij de beoordeling van de door de Staat gehanteerde gunningscriteria niet te ontkomen valt. Dat brengt weliswaar enige spanning teweeg met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, mede omdat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
Maatregel 3
5.9.
Ten aanzien van maatregel 3 stelt Vialis dat de beoordelingscommissie deze maatregel bij gunningscriterium ‘Samenwerking’ ten minste als gedeeltelijk SMART had moeten bestempelen. Ter onderbouwing voert zij aan dat maatregel 3 bij de (sub)gunningscriteria ‘Kwaliteit’ en ‘Planmatig en inzichtelijk werken’ wél gedeeltelijk ‘SMART’ is bevonden, terwijl de motivering (nagenoeg) gelijk is aan de motivering bij gunningscriterium ‘Samenwerking’. Ook wijst Vialis op de motivering van het oordeel van de beoordelingscommissie dat de maatregel “
niet specifiek[is]
gemaakt, niet realistisch[is]
gemaakt en niet acceptabel[is]
gemaakt hoe dit bijdraagt[toev. vzr.].” Daaruit blijkt volgens haar dat de maatregel wél meetbaar en toetsbaar en dus gedeeltelijk SMART is.
5.10.
De Staat heeft dit standpunt gemotiveerd weersproken. Volgens de Staat verschilt de beoordeling van maatregel 3 bij gunningscriterium ‘Samenwerking’ ten opzichte van de andere (sub)gunningscriteria, omdat bij de (sub)gunningscriteria ‘Kwaliteit’ en ‘Planning en inzichtelijk werken’ is geoordeeld dat de maatregel “
onvoldoende specifiek[is]
, details ontbreken, hoe ziet het proces eruit en hoe draagt dit bij aan de situatie buiten.” ‘Onvoldoende specifiek’ is iets anders dan ‘niet specifiek’, aldus de Staat. Bovendien is maatregel 3 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’ door de beoordelingscommissie ‘niet acceptabel’ bevonden. De Staat heeft toegelicht waarom dat het geval is en Vialis heeft haar standpunt op dit onderdeel niet nader onderbouwd. Reeds daarom kan niet worden aangenomen dat sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling.
Maatregelen 4 en 8
5.11.
Verder heeft Vialis in haar pleitnota nog opgemerkt dat zowel maatregel 4 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’ als maatregel 8 bij (sub)gunningscriterium ‘Effectief benutten van werkslots’ minst genomen gedeeltelijk SMART had moeten worden bevonden. Nog daargelaten dat Vialis deze argumenten reeds in de dagvaarding had moeten vermelden en onderbouwen, rechtvaardigen deze standpunten (ten overvloede beoordeeld) niet het door Vialis gevorderde rechterlijk ingrijpen.
5.12.
De beoordelingscommissie heeft over de mate waarin maatregel 4 SMART is het volgende overwogen: “
Onvoldoende specifiek gemaakt wat de bijdrage van RWS en stakeholder is. Niet realistisch en tijdgebonden dat dit voor elke NOK nodig is en hoe de afweging hiervoor wordt gemaakt en in welke fase dit nodig is.” Dat de beoordelingscommissie daaraan de consequentie heeft verbonden dat de maatregel niet SMART is, acht de voorzieningenrechter op voorhand niet onbegrijpelijk. Zonder enige concrete toelichting van Vialis valt niet in te zien waarom het enkele feit dat de beoordelingscommissie in het formulier ook heeft aangegeven dat maatregel 4 ‘in ruime mate’ is onderbouwd, ertoe zou moeten leiden dat maatregel 4 ‘gedeeltelijk SMART’ is.
5.13.
De beoordelingscommissie heeft over de mate waarin de maatregel 8 SMART is, als volgt geoordeeld: “
In hoeverre is het realistisch in de tijd dat deze maatregelen kunnen worden gecombineerd zodat er altijd een vaarweg open kan blijven. Dit is ook niet specifiek gemaakt.” Dat de beoordelingscommissie daaraan de consequentie heeft verbonden dat maatregel 8 niet SMART is, acht de voorzieningenrechter op voorhand niet onbegrijpelijk. Vialis stelt weliswaar dat maatregel 8 wél meetbaar, acceptabel en toetsbaar is, omdat de beoordelingscommissie het tegendeel niet heeft opgeschreven, maar die stelling heeft Vialis geenszins onderbouwd en de voorzieningenrechter kan dit ook niet nagaan, nu Vialis de voorzieningenrechter op dit punt ook geen inzage heeft verschaft in haar inschrijving.
Ten onrechte geen punten toegekend bij (sub)gunningscriteria ‘Kwaliteit’, ‘Samenwerking’ en ‘Planmatig en inzichtelijk werken’
5.14.
Een andere klacht van Vialis is dat de beoordelingscommissie bij diverse gunningscriteria ten onrechte geen punten heeft toegekend. Zo is maatregel 3 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’ op alle fronten positief (met een ‘+’) beoordeeld en dat maakt volgens Vialis dat zij bij dat gunningscriterium ‘redelijk (voldoende meerwaarde’) had moeten scoren, goed voor ten minste één punt (zie de tabel bij randnummer 3.6). Volgens Vialis valt het oordeel van de beoordelingscommissie niet te rijmen met de bekendgemaakte beoordelingssystematiek en is sprake van willekeur. Dezelfde situatie doet zich volgens Vialis ook voor bij maatregel 5 onder gunningscriterium ‘Samenwerking’, waar de beoordelingscommissie heeft geoordeeld dat de maatregel gedeeltelijk positief bijdraagt aan de doelstellingen, gedeeltelijk SMART is en gedeeltelijk is onderbouwd. Tot slot stelt Vialis dat maatregel 3 bij (sub)gunningscriterium ‘Planmatig en inzichtelijk werken’ gedeeltelijk positief bijdraagt aan de doelstellingen en gedeeltelijk SMART is, zodat ook bij dit (sub)gunningscriterium ten minste één punt aan haar inschrijving had moeten worden toegekend.
5.15.
De voorzieningenrechter volgt Vialis niet in haar betoog, omdat zij daarmee het geldende beoordelingskader miskent. Het beoordelingskader zo is ingericht dat de beoordelingscommissie per gunningscriterium vaststelt of de daar voorgestelde maatregelen in samenhang bezien tot toekenning van punten moet leiden. De puntentoekenning gebeurt, anders dan Vialis meent, niet op ‘maatregelniveau’, maar op ‘gunningscriterium-niveau’, zoals ook volgt uit de in 3.9 genoemde handleiding met betrekking tot de M.A.R.K. methode. Het kan dus voorkomen dat een inschrijver een – op alle fronten – positief gewaardeerde maatregel heeft voorgesteld, maar toch geen punten scoort bij het betreffende gunningscriterium, omdat er volgens de beoordelingscommissie op het niveau van het gunningscriterium geen of onvoldoende meerwaarde is. Op de zitting is overigens gebleken dat dit bij meerdere inschrijvingen is voorgekomen en dat er in algemene zin vrij ‘lage’ scores zijn behaald.
5.16.
Tegen die achtergrond had het op de weg van Vialis gelegen om concreet te onderbouwen waarom de hiervoor bij 5.14 genoemde maatregelen op ‘gunningscriterium-niveau’ tot een andere score hadden moeten leiden. Dat heeft Vialis niet gedaan, met als gevolg dat niet aannemelijk is geworden dat de beoordeling onjuist of onbegrijpelijk is. De bezwaren van Vialis op dit punt worden daarom verworpen.
Niet vooraf bekend gemaakt criterium betrokken in beoordeling maatregel 2 bij (sub)gunningscriterium ‘Planmatig en inzichtelijk werken’
5.17.
Vialis stelt verder dat de beoordelingscommissie bij de waardering van maatregel 2 bij (sub)gunningscriterium ‘Planmatig en inzichtelijk werken’ ten onrechte de maatstaf ‘ontzorgen’ heeft geïntroduceerd. Het beoordelingscriterium op dit punt was ‘planmatig, voorspelbaar en haalbaar werken’, terwijl de beoordelingscommissie als volgt heeft geoordeeld: “
De planning ontzorgt niet. Want het grotendeels afhankelijk van wat Opdrachtgever gaat aanleveren”, aldus Vialis. De Staat heeft betwist dat ‘ontzorgen’ als beoordelingscriterium is gehanteerd: volgens hem heeft de beoordelingscommissie met ‘ontzorgen’ bedoeld duidelijk te maken dat de voorgestelde maatregel niet bijdraagt aan de doelstelling.
5.18.
Anders dan Vialis stelt, is de beoordelingscommissie naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet buiten het beoordelingskader getreden door te oordelen dat de door Vialis voorgestelde planning niet ‘ontzorgt’. Het klopt dat deze term niet letterlijk in de doelstelling bij het (sub)gunningscriterium ‘Planmatig en inzichtelijk werken’ is genoemd, maar de voorzieningenrechter acht het niet onbegrijpelijk dat met het gebruik van de term ‘ontzorgen’ wordt gedoeld op het gevolg dat met het verstrekken van een zorgvuldig opgestelde en duidelijk gestructureerde planning wordt bereikt: het neemt risico’s weg en biedt de opdrachtgever (in dit geval de Staat) een zekere vorm van gemoedsrust. De voorzieningenrechter ziet op voorhand niet in waarom het oordeel dat de door Vialis aangeboden maatregel ‘niet ontzorgt’ niet zou passen in het beoordelingscriterium ‘planmatig, voorspelbaar en haalbaar werken’. Dat de Staat met ‘ontzorgen’ een niet vooraf kenbaar gemaakt criterium heeft gehanteerd, is dus niet gebleken.
5.19.
Vialis heeft verder op de zitting nog naar voren gebracht dat het onder 5.17 genoemde oordeel ook inhoudelijk onjuist is, omdat zij bij de voorgestelde maatregel 2 in het kader van de planning niet leunt op de Staat en ook niet afhankelijk is van wat de Staat haar aanlevert. Nog daargelaten dat Vialis ook dit standpunt reeds in de dagvaarding had behoren te vermelden en onderbouwen, heeft Vialis dit punt onvoldoende geconcretiseerd. Zij heeft ter toelichting van de door haar voorgestelde planning slechts in algemene zin opgemerkt dat de Staat de informatie die hij van de beheerder van het kunstwerk ontvangt aan Vialis kan doorgeven, dat Vialis die informatie vervolgens verrijkt en dat wordt meegenomen in de planning. Zonder enige nadere duiding, die ontbreekt (ook op dit punt is de overgelegde inschrijving van Vialis geheel witgelakt) kan de voorzieningenrechter, die terughoudend moet toetsen, niet vaststellen dat het oordeel van de beoordelingscommissie onjuist is en de gunningsbeslissing ondeugdelijk is. De stellingen van Vialis op dit punt worden daarom verworpen.
Onjuiste beoordeling maatregel 5 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’
5.20.
Tot slot voert Vialis aan dat – naast het feit dat maatregel 5 überhaupt niet bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’ had moeten worden beoordeeld, zie hiervoor bij 5.6 e.v. – de beoordeling op dit punt onjuist is. De beoordelingscommissie heeft op dat punt als volgt geoordeeld: “
geen meerwaarde. LMRA[Laatste Minuut Risico Analyse, vzr.]
is standaard. Business as usual.” Ten onrechte volgens Vialis, omdat zij veel meer heeft aangeboden dan een LMRA. Zij heeft naar eigen zeggen voorgesteld om bij aanvang van de werkzaamheden een plenaire werkbespreking te houden, waarin de raakvlakken en veiligheidsrisico’s en alle benodigde stappen om aantoonbaar
first time rightop te leveren aan de orde komen. Dat is meer dan een LMRA, en bovendien is het onjuist dat een dergelijke plenaire werkbespreking geen meerwaarde heeft, aldus Vialis.
5.21.
De Staat heeft deze stellingen van Vialis gemotiveerd weersproken door erop te wijzen dat een LMRA-procedure en het uitvoeren daarvan door medewerkers een verplicht onderdeel is van het VCA** certificaat. Volgens de Staat ondervangt een LMRA nagenoeg geheel de door Vialis aangeboden ‘start werkbespreking’ en heeft Vialis de expliciete meerwaarde op de doelstelling niet toegelicht. Bij kortlopende, niet-reguliere werkzaamheden op een heel specifieke locatie of waar eventueel werkzaamheden parallel worden uitgevoerd mag een start werkbespreking volgens de Staat als normaal worden beschouwd. Vialis heeft haar standpunt op dit onderdeel niet nader onderbouwd. Bij die stand van zaken kan, ook gelet op de terughoudendheid die voorzieningenrechter bij de toetsing moet betrachten, niet worden aangenomen dat sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die moeten leiden tot rechterlijk ingrijpen.
Gunningsbeslissing onvoldoende gemotiveerd
5.22.
Het tweede (hoofd)bezwaar van Vialis komt erop neer dat de Staat de gunningsbeslissingen onvoldoende heeft gemotiveerd, waardoor het niet mogelijk is om te controleren of de voorgenomen gunningen het gevolg zijn van een transparant proces waarbinnen de inschrijvers gelijk zijn behandeld. Vialis draagt daarvoor drie argumenten aan, die de voorzieningenrechter achtereenvolgens zal bespreken.
Geen relevante redenen vermeld
5.23.
Volgens Vialis heeft de Staat ten eerste nagelaten om de ‘relevante redenen’ voor de uitkomst van de aanbestedingsprocedure te vermelden, waaronder de relevante verschillen tussen de inschrijving van Vialis en die van de winnende inschrijvers.
5.24.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit artikel 2.130 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) volgt dat de mededeling van de gunningsbeslissing de relevante redenen moet bevatten voor die beslissing en dat daaronder in ieder geval wordt verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving, alsmede de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst. Blijkens de parlementaire geschiedenis van dit artikel ligt het, ingeval de aanbestedende dienst (zoals hier) het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
  • bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
  • bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.25.
Verder geldt als uitgangspunt dat de motiveringsplicht van een aanbestedende dienst niet zover gaat dat inzicht moet worden verschaft in de inschrijving van de voorlopige winnaar, teneinde een niet uitgekozen inschrijver de gelegenheid te geven de beoordeling van de aanbestedende dienst over te doen. Verder geldt dat de motiveringsplicht ook wordt beperkt doordat het een aanbestedende dienst op grond van artikel 2.57 lid 1 Aw 2012 in beginsel niet is toegestaan om informatie, die hem door een ondernemer vertrouwelijk is verstrekt, openbaar te maken. Daarbij is het aan de rechter om de balans te bepalen tussen de bescherming van vertrouwelijke gegevens en het recht op effectieve rechtsbescherming.
5.26.
In zijn gunningsbeslissingen heeft de Staat de volgende informatie verstrekt:
  • i) een overzicht van de inschrijvingssommen en fictieve inschrijvingssommen van alle inschrijvers;
  • ii) een tabel met de scores van alle inschrijvers op de (sub)gunningscriteria;
  • iii) een toelichting over de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijver; en
  • iv) een motivering van de inschrijving van Vialis per (sub)gunningscriterium.
5.27.
Daarnaast heeft de Staat, ter nadere toelichting op dit laatste punt (iv), het door de beoordelingscommissie ingevulde beoordelingsformulier aan Vialis verstrekt.
5.28.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Staat Vialis met dit alles voldoende inzicht heeft geboden in de relevante verschillen tussen de inschrijving van Vialis enerzijds en die van de winnende inschrijvers anderzijds. Immers heeft de Staat de inschrijfsom en de scores van Vialis op de verschillende gunningscriteria afgezet tegen die van de overige inschrijvers (waaronder de winnaars) en valt daaruit ook de relatieve positie van de Vialis ten opzichte van de geselecteerde inschrijvers af te leiden. Daarmee heeft de Staat voldaan aan de criteria van artikel 2.130 Aw. De Staat heeft daarnaast nog een vrij algemene woordelijke toelichting gegeven op deze informatie (als bedoeld bij (iii)), maar de voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat aan het gebruik van algemene bewoordingen in de huidige kwestie vrijwel niet valt te ontkomen, gelet op de bedrijfsvertrouwelijkheid van de gegevens van de inschrijvers. Ook het feit dat in deze toelichting niet is gedifferentieerd tussen de nummers 1 en 2 maakt dat niet anders, omdat die informatie kan worden afgeleid de door de Staat verstrekte scoretabel (daarin is dit onderscheid duidelijk gemaakt). De conclusie is dat Vialis met de verstrekte gegevens voldoende in staat moet worden geacht om te beoordelen of het zinvol is om een juridische procedure te starten.
Motivering maatregel 6 ontbreekt
5.29.
Ook voert Vialis aan dat de Staat niet heeft gemotiveerd waarom de door haar aangeboden maatregel 6 bij alle drie de (sub)gunningscriteria ‘Kwaliteit’, ‘Samenwerking’ en ‘Planmatig en inzichtelijk werken’ is beoordeeld als ‘in ruime mate SMART’.
5.30.
Vast staat dat de beoordelingscommissie de motivering van het hiervoor genoemde oordeel bij maatregel 6 niet op het beoordelingsformulier heeft vermeld: de betreffende vakjes op het beoordelingsformulier zijn leeg. Volgens de Staat is dat begrijpelijk, omdat het oordeel ‘in ruime mate SMART’ de maximale waardering is en de beoordelingscommissie de behaalde score alleen heeft gemotiveerd als deze niet maximaal was. De toelichting bij de score van maatregel 6 is dus dat deze in ruime mate SMART is bevonden, aldus de Staat. Hoewel Vialis er terecht op heeft gewezen dat de beoordelingscommissie op dit punt niet consequent is geweest – immers zijn de toegekende maximale scores bij maatregel 4 en 8 wél van een toelichting voorzien – heeft Vialis niet inzichtelijk gemaakt waarom het ontbreken van een toelichting op de onderdelen van maatregel 6 waar zij een maximale waardering heeft gekregen nadelig voor haar heeft uitgepakt. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor een herbeoordeling of een heraanbesteding.
Motivering maatregel 1 niet steekhoudend
5.31.
Tot slot heeft de Staat de beoordeling van de door Vialis aangeboden maatregel 1 bij gunningscriterium ‘Samenwerking’ volgens haar niet steekhoudend gemotiveerd. De beoordelingscommissie heeft als toelichting in het formulier opgenomen: “
Kopiëren uit SMART”. Deze toelichting verschaft de inschrijver op het eerste oog inderdaad niet veel duidelijkheid, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Staat in zijn conclusie van antwoord genoegzaam toegelicht dat de beoordelaars daarmee, uit het oogpunt van efficiëntie, hebben beoogd te verwijzen naar de reeds gegeven beoordeling van maatregel 1 bij gunningscriterium ‘Kwaliteit’. Vialis heeft die onderbouwing inhoudelijk niet weersproken, zodat niet valt in te zien waarom sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die moeten leiden tot rechterlijk ingrijpen.
Uitkomst aanbestedingsprocedure is willekeurig
5.32.
Het derde (hoofd)bezwaar van Vialis is dat de uitkomst van de aanbestedingsprocedure op beide percelen willekeurig is. Zij heeft deze stelling echter niet van een zelfstandige onderbouwing voorzien en de voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat deze stelling een uitvloeisel is van de door Vialis aangevoerde bezwaren over de onjuiste beoordeling en gebrekkige motivering. Deze bezwaren zijn door de voorzieningenrechter verworpen, zodat ook het argument dat de uitkomst van de aanbestedingsprocedure op beide percelen willekeurig is, niet kan slagen.
Slotsom en proceskosten
5.33.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen plaats is voor toewijzing van de primair door Vialis gevorderde herbeoordeling. Ook is niet gebleken dat de beoordelingssystematiek en de gunningscriteria inconsequent zijn uitgelegd en toegepast, zodat ook geen plaats is voor toewijzing van de subsidiair door Vialis gevorderde heraanbesteding.
5.34.
Nu de Staat voornemens is de opdracht voor perceel Noord ook definitief te gunnen aan Spie, brengt voormelde beslissing mee dat Spie geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen.
5.35.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om af te wijken van de bij afwijzing van de vorderingen gebruikelijke proceskostenveroordeling. Gelet op het hiervoor bij 5.4 genoemde onzorgvuldig handelen van de Staat, acht de voorzieningenrechter het redelijk om de Staat te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten) van Vialis. Die onzorgvuldigheid heeft er immers, in ieder geval gedeeltelijk, toe geleid dat Vialis deze procedure is gestart.
5.36.
De proceskosten van Vialis worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.085,37
5.37.
Hoewel het bij afwijzing van de vorderingen van de eisende partij in procedures als deze gebruikelijk is dat de eisende partij in de proceskosten van de tussenkomende partijen wordt veroordeeld, acht de voorzieningenrechter dat in dit geval niet redelijk. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het onzorgvuldig handelen van de Staat er, in ieder geval gedeeltelijk, toe geleid dat Vialis deze procedure is gestart, met als gevolg dat [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie zich genoodzaakt zagen om tussen te komen in de procedure. De voorzieningenrechter acht het daarom redelijk dat de Staat in de proceskosten van de interveniënten wordt veroordeeld.
5.38.
De proceskosten van zowel [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie worden afzonderlijk begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.973,00
5.39.
De door Vialis, Spie en de Combinatie gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van Vialis af;
6.2.
wijst de vorderingen van Spie af;
6.3.
veroordeelt de Staat in de proceskosten van Vialis van € 2.085,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Staat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Staat € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt de Staat in de proceskosten van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Spie en de Combinatie van ieder € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Staat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Staat € 92,00 extra aan de betreffende partij betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
veroordeelt de Staat ten aanzien van Vialis, Spie en [bedrijfsnaam 1] , in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de betreffende partij zijn voldaan;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
fjs