Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatsecretaris.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
€ 437,50.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische, een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 september 2022 is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing op 20 oktober 2022. Op 15 januari 2024 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Vervolgens heeft zij op 7 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres, wat in strijd is met de wettelijke termijnen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.