ECLI:NL:RBDHA:2024:6553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/09/661491 / JE RK 24-279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met voorwaardelijke gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 april 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, beoordeeld. De minderjarige, geboren in 2009, is sinds jonge leeftijd uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen over haar ontwikkeling en gedrag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft bij Horizon en dat er aanzienlijke problematiek is, waaronder hechtingsproblemen en ongehoorzaam gedrag. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens voor een jaar, om de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen. Daarnaast is er een voorwaardelijke machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden, om de minderjarige te ondersteunen in haar ontwikkeling en om te voorkomen dat zij zich onttrekt aan de zorg. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige duidelijke kaders en begeleiding nodig heeft om haar gedrag te verbeteren en haar ontwikkeling te bevorderen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om de minderjarige te ondersteunen in haar proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer:
I. C/09/661491 / JE RK 24-279
II. C/09/663353 / JE RK 24-513
Datum uitspraak: 16 april 2024
Beschikking van de kinderrechter
I.
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II.
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. C.C. Peterse te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, ontvangen op 15 februari 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, ontvangen op 20 maart 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 13 maart 2024
  • het raadsadvies van 16 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van [minderjarige] ;
  • de moeder;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] , groepsleider van [minderjarige] .
1.3.
[minderjarige] is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een gesprek. [minderjarige] heeft hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door [naam 4]
.
2.2.
De moeder is bij beschikking van 1 april 2022 van de rechtbank Rotterdam belast met het eenhoofdig gezag.
2.3.
[minderjarige] verblijft feitelijk bij Horizon.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 april 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 20 april 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 oktober 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 20 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar (verzoek I). Daarnaast verzoekt de gecertificeerde instelling om een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden (verzoek II). Verzocht wordt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 1 maart 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
3.2.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] is op jonge leeftijd uit huis geplaatst, vanwege de hevige strijd tussen de ouders. Zij heeft een periode bij haar vader gewoond, maar daar kon zij niet aarden en vervolgens heeft zij op verschillende plekken gewoond. Sinds augustus 2023 verblijft [minderjarige] op de meidengroep Hestia bij Horizon. Er wordt nog veel problematiek gezien bij [minderjarige] , waarbij haar hechtingsproblematiek voorop staat. [minderjarige] komt veel met politie in aanraking, omdat zij de groepsleiding aanvalt en ongehoorzaam gedrag vertoont. Ook kan zij haar emoties lastig kaderen, houdt zich niet aan de afspraken van de groep en kan daarbij (fysiek en verbaal) uitvallen naar de pedagogisch medewerkers. Er is op dit moment moeilijk contact met haar te krijgen of ze is (vermoedelijk) onder invloed van middelen. [minderjarige] heeft één op één aandacht, nabijheid, structuur en duidelijkheid nodig. De gecertificeerde instelling hoopt door middel van een voorwaardelijke gesloten machtiging, in combinatie met een ondertoezichtstelling en een open plaatsing, [minderjarige] meer duidelijkheid, rust en stabiliteit te kunnen bieden, waardoor de negatieve cirkel doorbroken kan worden. Het doel is om [minderjarige] de regie te bieden, waardoor zij de ruimte heeft om zich te kunnen ontwikkelen in een omgeving waarin zij zichzelf kan en mag zijn. Gelet op de bovenstaande zorgen vindt de gecertificeerde instelling een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, in combinatie met een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeudhulpaanbieder, noodzakelijk om als stok achter de deur te dienen. Op die manier kan de hulpverlening aan en de behandeling van [minderjarige] doorgezet worden. De komende tijd is het van belang dat [minderjarige] :
- zich houdt aan de dagstructuur, regels en afspraken en dat zij (op tijd) naar school gaat;
- niet wegloopt en zich niet onttrekt aan de zorg;
- geen middelen gebruikt;
- niet fysiek en/of verbaal agressief is richting de medewerkers, groepsgenoten of andere personen;
- geen spullen van anderen vernielt.
3.3.
Uit de stukken blijkt dat [minderjarige] heeft aangegeven mee te willen werken aan de bovenstaande afspraken.

4.De standpunten

4.1.
Door de advocaat van [minderjarige] is het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] wil zich graag aan de voorwaarden proberen te houden. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat duidelijk is wat het kader is waarbinnen zij zich dient te gedragen.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] ingewikkeld gedrag vertoond. Er vinden veel incidenten op de groep plaats en [minderjarige] is erg beïnvloedbaar. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] eigenlijk gebaat is bij een gesloten plaatsing, omdat [minderjarige] dan veilig is. De moeder vond het te vroeg dat de gesloten plaatsing ten einde was gekomen. Natuurlijk wil de moeder [minderjarige] niet in een gesloten setting zien, maar haar veiligheid gaat voor alles. De moeder heeft aangegeven dat alleen een gesloten setting die veiligheid kan garanderen.
4.3.
De groepsbegeleider van [minderjarige] geeft aan dat het gedrag van [minderjarige] schommelt. Vanaf het begin heeft [minderjarige] veel incidenten veroorzaakt. Zij hoopt dat [minderjarige] zich aan de voorwaarden gaat houden.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft de afgelopen periode fors zelfbepalend gedrag laten zien, waarbij zij ongehoorzaam is en de groepsleiding heeft aangevallen. [minderjarige] is sterk gebaat bij één op één begeleiding, structuur en duidelijkheid. De kinderrechter vindt het positief dat wordt gezien dat [minderjarige] meer vertrouwen opbouwt bij Hestia. Het is duidelijk dat [minderjarige] (nog) niet terug kan naar de moeder. De vader lijkt een goede invloed op [minderjarige] te hebben, maar ook hij kan de zorg van [minderjarige] niet op zich nemen. Voor de komende periode is het belangrijk dat de noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] wordt ingezet en gecontinueerd. Om daarop toe te zien en de ouders (blijvend) te ondersteunen, is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk. De ouders zijn wel bereid, maar onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. Gelet op de aard en omvang van de zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de negatieve gedragspatronen van [minderjarige] te doorbreken, acht de kinderrechter de verzochte duur van een jaar passend en geboden.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing (open)
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing (open) van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing is nodig om de plaatsing bij Horizon te continueren. [minderjarige] lijkt meer vertrouwen op te bouwen bij de groepsleiding van Hestia. Zij volgt paardencoaching en krijgt één op één sportbegeleiding. Momenteel wordt bekeken waar het perspectief van [minderjarige] ligt, nu [minderjarige] niet naar één van de ouders kan. [minderjarige] is gebaat bij duidelijkheid over haar perspectief. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen nu zij dit noodzakelijk vindt teneinde de plek van [minderjarige] bij Horizon te waarborgen. Op deze manier kan de hulpverlening die binnen Horizon is gestart, doorgezet worden.
Voorwaardelijke gesloten machtiging
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet).
5.4.
De kinderrechter overweegt hierover het volgende. Er zijn nog steeds grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] komt vaak met de politie in aanraking. Zij kan haar emoties moeilijk reguleren, houdt zich niet aan de afspraken op de groep en kan fysiek en verbaal ernstig uitvallen naar de pedagogisch medewerkers. [minderjarige] lijkt baat te hebben bij duidelijke kaders, structuur en regels, zoals die haar werden geboden op de gesloten groep. De voorwaardelijke machtiging biedt deze noodzakelijke begrenzing met duidelijke voorwaarden die [minderjarige] de kans geven om buiten de gesloten setting te laten zien dat zij open staat voor hulpverlening, zodat zij daadwerkelijk komt tot een gedragsverandering. Aan de verzochte machtiging zijn duidelijke voorwaarden verbonden, zoals neergelegd in het hulpverleningsplan. Deze voorwaarden houden in dat [minderjarige] niet wegloopt, zich niet onttrekt aan de zorg, zich aan de dagstructuur, regels en afspraken houdt, (op tijd) naar school gaat, geen middelen gebruikt, niet fysiek en/of verbaal agressief is richting de medewerkers, groepsgenoten of andere personen en geen spullen van anderen vernielt. Gelet op de ernst van de zorgen en de onttrekkende houding van [minderjarige] , vindt de kinderrechter de voorwaardelijke machtiging in het belang van [minderjarige] noodzakelijk voor de verzochte periode. De kinderrechter benadrukt daarbij dat steeds aan de hand van de actuele stand van zaken moet worden beoordeeld of een eventuele effectuering van de voorwaardelijke machtiging gesloten noodzakelijk is.
5.5.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 1 maart 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname. [minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan.
5.6.
De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden.
5.7.
Tot slot is het volgende van belang. Ten tijde van de zitting was [minderjarige] spoorloos. Zij was weggelopen uit de instelling en niemand wist waar zij was. Het is zeker niet de eerste keer dat zij de benen nam omdat zij de spanning niet langer aankon. De kinderrechter begrijpt het gedrag van [minderjarige] heel erg goed: het is geen onwil of opstandigheid. [minderjarige] gaat gebukt onder een veel te zware last en kan dan niet anders dan de benen nemen. Toch is heel belangrijk dat [minderjarige] verantwoordelijkheid gaat nemen voor de keuzes die zij in haar leven maakt. Zij heeft zichzelf niet gebracht waar ze nu staat, maar zij kan zichzelf uiteindelijk wel bevrijden van het leed waaronder zij gebukt gaat door het goede voor zichzelf te doen. Daar hoort nadrukkelijk niet bij: weglopen. Ter zitting is besproken dat het moment van de uitspraak ook een grens inhoudt om [minderjarige] de duidelijkheid te geven waaraan zij behoefte heeft én om haar veiligheid te waarborgen. Die grens houdt in dat uit de instelling weglopen ná het moment van de uitspraak niet langer zonder gevolgen zal blijven en dat de voorwaardelijke machtiging de eerstvolgende keer van de plank gehaald zal worden. Vanzelfsprekend is de uiteindelijke beslissing hierover aan de gecertificeerde instelling, maar het is belangrijk dat [minderjarige] ervan doordrongen raakt dat zij de afspraken – die in haar belang worden gemaakt – echt zal moeten naleven. Iedere destructieve dynamiek kent op z’n minst één gezonde uitweg. De kinderrechter is ervan overtuigd dat [minderjarige] – met de juiste hulp – het tij zal kunnen keren, zodat haar verleden vóór haar gaat werken in plaats van dat het een belemmering is. Heel graag had de kinderrechter hierover met [minderjarige] gesproken. [minderjarige] zag erg op tegen de zitting. De kinderrechter begrijpt dat heel goed. Zij hecht er juist daarom aan om [minderjarige] mee te geven dat er mensen zijn die in haar geloven en haar willen helpen en haar zeker niet willen straffen voor de dingen die zij moeilijk vindt en die dan soms misgaan. Het is belangrijk dat [minderjarige] het gesprek aangaat met de mensen die haar willen helpen en dat zij eerlijk is over de vraag hoe zij eraan toe is en probeert te verwoorden wat zij nodig heeft om het goede voor zichzelf te doen. Nu een gesprek tussen de kinderrechter en [minderjarige] niet heeft kunnen plaatsvinden, hoopt de kinderrechter met het voorgaande op basis van het dossier en de informatie die op zitting naar voren is gebracht, recht te doen aan [minderjarige] , omdat zij dat verdient.
5.8.
Direct na de zitting was [minderjarige] terecht, zo bleek uit mededeling van de raadsvrouw van [minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de raadsvrouw en de gecertificeerde instelling om de bovenstaande alinea te delen met [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 20 april 2024 tot 20 april 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 20 april 2024 tot 20 april 2025;
6.3.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 16 april 2024 tot 16 oktober 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 30 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.