ECLI:NL:RBDHA:2024:6548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/09/662837 / JE RK 24-441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinshereniging en jeugdzorg

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 4 april 2024, is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die zich positief heeft ontwikkeld tijdens een eerdere gesloten plaatsing. De minderjarige verblijft sinds kort bij haar moeder, wat voorspoedig verloopt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de minderjarige bij de moeder te laten wonen, zonder dat de moeder gezag heeft. De komende periode zal worden bekeken of er een verzoek tot herstel van het gezag van de moeder zal worden ingediend.

De procedure begon met een verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die de machtiging tot uithuisplaatsing vroeg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de relevante stukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen, waarbij de pleegouders, de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige ook zelf gehoord.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat de ontwikkeling van de minderjarige tijdens de gesloten plaatsing positief is geweest. Er zijn zorgen geuit over de mogelijke negatieve invloed van de zus van de minderjarige, die ook onder toezicht staat. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 11 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662837 / JE RK 24-441
Datum uitspraak: 4 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[pleegouder 1]en
[pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.P. van Rossum te Den Haag,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door een tolk;
- de pleegouders met hun advocaat.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de vader ( [de vader] ) en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
Bij beschikking van 12 oktober 2018 van deze rechtbank zijn de vader en de moeder uit het gezag van [minderjarige] ontheven en is de gecertificeerde instelling belast met de voogdij. Deze beschikking is bij beschikking van het gerechtshof Den Haag bekrachtigd.
2.4.
Bij beschikking van 17 mei 2021 van deze rechtbank is de gecertificeerde instelling ontslagen als voogdes over [minderjarige] en zijn de pleegouders in haar plaats als zodanig benoemd.
2.5.
[minderjarige] verblijft thans bij de moeder.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 juli 2024.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 januari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 11 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
[minderjarige] heeft tien maanden in geslotenheid gezeten. Het is voor [minderjarige] niet wenselijk om na haar gesloten plaatsing eerst nog naar een meer open setting te gaan. De gecertificeerde instelling verzoekt om die reden [minderjarige] thuis te plaatsen bij de moeder zonder gezag. Dit omdat ze op een open groep veel invloeden van buitenaf zal hebben en inmiddels al bij de moeder woont. De afgelopen periode heeft [minderjarige] hard aan zichzelf gewerkt en liggen de grootste uitdagingen buiten geslotenheid. De afgelopen periode is gewerkt naar de plaatsing bij de moeder door verlofmomenten op te bouwen. Horizon zal de komende periode nazorg leveren en aanwezig zijn om de overgang naar de moeder te monitoren. Voor [minderjarige] is er hulpverlening vanuit Youz opgestart en de moeder ontvangt begeleiding voor de opvoeding. Youz is ingezet om behandelingen te starten voor de persoonlijke problematiek van [minderjarige] . Na vijf gesprekken zal dit geëvalueerd worden.
De gecertificeerde instelling geeft aan dat de oudste zus van [minderjarige] , [naam 3] , ook woont bij de moeder en tevens onder toezicht staat waarbij ook aan [naam 3] passende hulpverlening wordt gegeven, zodat het risico op onderlinge negatieve beïnvloeding aandacht zal krijgen.
Naast het volgen van behandelingen is het belangrijk dat [minderjarige] dagbesteding heeft, het liefst in de vorm van het volgen van onderwijs. Dit onderwijs kan echter niet gevolgd worden bij de school waar [minderjarige] zich recent voor heeft aangemeld. Er wordt nu gekeken of [minderjarige] kan starten met een stage bij een nagelstudio. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven in gesprek te willen gaan met de advocaat van de moeder om te kijken naar de mogelijkheid tot herstel van het gezag.

4.De standpunten

4.1.
De pleegouders hebben ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. De pleegouders hebben benadrukt geen zorgen te hebben ten aanzien van de plaatsing bij de moeder en haar opvoedvaardigheden. De pleegouders uiten wel zorgen ten aanzien van de mogelijke invloed van de eveneens bij moeder wonende zus [naam 3] . De pleegouders zijn bang dat [minderjarige] door de mogelijk negatieve invloed van [naam 3] weer zal afglijden en opnieuw hulpverlening nodig zal hebben. Daarnaast frustreert het de pleegouders dat zij door de gecertificeerde instelling in de inhoud van de stukken in een negatief daglicht worden gezet. Het voelt voor de pleegouders als een trap na. Ook geven de pleegouders aan achter het voornemen te staan om de moeder weer met het gezag te belasten.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. De moeder is blij dat [minderjarige] weer thuis komt wonen. De moeder stelt dat zij voor [minderjarige] zal zorgen en hulp zal inschakelen indien nodig. De moeder begrijpt de zorgen van de pleegouders en geeft aan dat [naam 3] ook hard aan zichzelf gewerkt heeft waardoor de moeder hoopt dat [minderjarige] niet negatief beïnvloed zal worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] heeft zich tijdens haar gesloten plaatsing positief ontwikkeld. [minderjarige] kan haar grenzen nu beter aangeven en is meer open en eerlijk naar anderen toe. [minderjarige] verblijft sinds korte tijd bij de moeder en niet meer op de groep bij Horizon. Bij de moeder thuis verloopt het goed en [minderjarige] ervaart veel steun van de moeder. [minderjarige] volgt op dit moment nog onderwijs bij Horizon en is op zoek naar een andere school. Door de gecertificeerde instelling is aangegeven dat [minderjarige] niet kan starten bij de school die zijzelf op het oog had en dat gezocht zal worden naar een goed alternatief. Het contact tussen [minderjarige] en haar begeleider en mentor van Horizon verloopt goed. De komende periode zal gestart worden met behandelingen bij Youz om te werken aan de nog resterende problematiek van [minderjarige] .
Door zowel de gecertificeerde instelling als de pleegouders zijn zorgen geuit over de mogelijke negatieve invloed van zus [naam 3] op [minderjarige] . De gecertificeerde instelling zal de komende periode ook hulpverlening inzetten bij de eveneens onder toezicht staande zus [naam 3] om te voorkomen dat [minderjarige] negatief beïnvloed wordt.
Daarnaast is het van belang dat de gecertificeerde instelling in gesprek gaat met de pleegouders over het bij hen ontstane nare gevoel na lezing van de stukken, zoals ter zitting door de jeugdbeschermer is toegezegd.
Op dit moment is er een machtiging uithuisplaatsing vereist om het mogelijk te maken [minderjarige] bij de moeder te laten wonen. De komende periode zullen de gecertificeerde instelling, de advocaat van de moeder en de moeder ook afstemmen of er een verzoek tot herstel van het gezag zal worden ingediend.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag met ingang van 4 april 2024 tot 11 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.