ECLI:NL:RBDHA:2024:6543
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich tot de rechtbank wendde omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 29 februari 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van verzoeker. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb regelen de veroordeling van een partij in de proceskosten. De rechtbank overweegt dat, omdat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen, het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.