ECLI:NL:RBDHA:2024:6517
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke rechtszaak over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de rechtmatigheid daarvan
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde I.N.D.J. Rissema, en de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden. De zaak betreft de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiseres zijn opgelegd voor het parkeren van haar auto zonder geldige parkeervergunning op verschillende momenten in september 2022. De rechtbank heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de beroepen van eiseres ongegrond zijn verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiseres op meerdere momenten geparkeerd stond op een locatie waar een geldige parkeervergunning of betaling van parkeerbelasting vereist was. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 70,10, zijn opgelegd omdat er geen parkeerbelasting was voldaan. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen, maar de gemeente heeft deze bezwaren afgewezen, met uitzondering van een kleine vermindering van € 0,10 in de kosten van de naheffing.
De rechtbank heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en dat de gemeente niet meer kosten in rekening heeft gebracht dan toegestaan. De beroepsgrond van eiseres dat de verordening onverbindend is, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente vrij was om de naheffingsaanslagen te verlagen in de uitspraak op bezwaar en dat er geen strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de toepassing van de hardheidsclausule een discretionaire bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders, en niet door de rechtbank kan worden toegepast.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.