ECLI:NL:RBDHA:2024:6506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 19 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft haar aanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangemerkt. De rechtbank overweegt dat de enkele vrees om op straat te komen te leven onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk. Eiseres heeft haar medische problematiek niet met documenten onderbouwd en heeft niet aangetoond dat zij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel.

De rechtbank stelt vast dat Nederland op 11 december 2023 een verzoek om terugname bij Frankrijk heeft ingediend, en dat Frankrijk op 28 december 2023 dit verzoek heeft geaccordeerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris er in het algemeen van uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het asielsysteem in Frankrijk die een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest met zich meebrengen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiseres zal worden overgedragen aan Frankrijk, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12091

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen [1] , op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 11 december 2023 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd. Daarom staat sinds 26 december 2023 de verantwoordelijkheid van Frankrijk vast. [3] Op 28 december 2023 heeft Frankrijk het terugnameverzoek alsnog op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening geaccordeerd.
Mag de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat Frankrijk – in haar geval – niet langer voldoet aan de interstatelijke verdragsverplichtingen. Zij heeft in haar gehoor reeds duidelijk gemaakt dat zij in Frankrijk geen opvang meer kreeg nadat zij uitgeprocedeerd was. Eiseres leefde gedwongen op straat, zonder eten, opvang of bescherming. Eiseres stelt dat zij een buitengewoon kwetsbare vrouw is die medische hulp nodig heeft. Het had op de weg van Frankrijk gelegen om haar uit te zetten naar Somalië. Frankrijk heeft dat niet gedaan en heeft haar uit de opvang gezet. Eiseres stelt dat dit alles leidt tot een onmenselijke en mensonterende behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] .
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er volgens de rechtbank in het algemeen van uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [5] . Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal pas sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [6]
7. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Eiseres heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat Frankrijk zich ten opzichte van haar niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Ook uit het persoonlijk relaas van eiseres blijkt dit niet. De enkele vrees van eiseres dat zij mogelijk op straat komt te leven na terugkeer naar Frankrijk is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt of overschrijden. Daarnaast is niet gebleken dat de Franse (hogere) autoriteiten eiseres bij voorkomende problemen niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
8. De rechtbank is verder met de staatssecretaris van oordeel dat eiseres haar medische omstandigheden niet met documenten heeft onderbouwd en dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest geschikte land is om eiseres eventueel te behandelen. De staatssecretaris mag er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat ook de medische voorzieningen in Frankrijk aan een minimum niveau voldoen. Voor zover eiseres meent dat zij bijzonder kwetsbaar is in de zin van arrest Tarakhel [7] heeft zij dat evenmin met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt, zodat individuele garanties in onderhavige zaak niet nodig zijn.
9. De rechtbank is voorts van oordeel dat het betoog van eiseres dat Frankrijk haar had moeten uitzetten, dat niet heeft gedaan, maar haar wel uit de opvang heeft gezet, tot niets kan leiden. Frankrijk zal als verantwoordelijke lidstaat de nodige maatregelen nemen en uitvoeren om ervoor te zorgen dat de vreemdeling van wie de asielaanvraag is afgewezen, de lidstaat ook verlaat, conform dat daarover geldende regelgeving. Als eiseres van mening is dat Frankrijk zich hieraan niet houdt, dient eiseres daarover een klacht in te dienen bij de Franse autoriteiten.
10. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris, mede gelet op al het voorgaande, geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen en dat eiseres zal worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.12092.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
7.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712, in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland.