ECLI:NL:RBDHA:2024:6502
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, van Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 5 februari 2024, stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, onder zaaknummer NL24.4254, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.