Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de niet-ontvankelijk verklaring van een opvolgende asielaanvraag van eiser, die van Nigeriaanse nationaliteit is. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen waren afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de nieuwe aanvraag niet-ontvankelijk op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser geen nieuwe elementen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser betoogde dat er geen zorgvuldig gehoor was afgenomen en dat hij opnieuw gehoord moest worden, gezien zijn medische en psychische klachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de situatie van eiser tijdens het gehoor. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de staatssecretaris terecht de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard, met een inreisverbod van twee jaar als gevolg. De uitspraak werd gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. B. Voors.