ECLI:NL:RBDHA:2024:6496
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 30 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker, die een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 9 januari 2024, waarin de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht. In een eerdere uitspraak van 5 maart 2024, onder zaaknummer NL24.1648, had de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Gezien deze eerdere uitspraak was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.