ECLI:NL:RBDHA:2024:6493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
09-264780-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel in een stalkingzaak

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking. De verdachte, geboren in 1968, heeft in de periode van 17 juni 2019 tot en met 11 augustus 2023 herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van twee slachtoffers, beiden werkzaam als directeur. Dit deed hij door hen te bellen, sms-berichten te sturen en zelfs het terrein van een van de slachtoffers te betreden, ondanks een eerder opgelegd terreinverbod. Daarnaast heeft hij in de periode van 8 november 2022 tot en met 9 oktober 2023 ook de persoonlijke levenssfeer van twee andere slachtoffers, werkzaam als wijkagent en plaatsvervangend teamchef, geschonden door hen herhaaldelijk te bellen en berichten te sturen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar verklaard, gezien zijn autismespectrumstoornis en zwakbegaafdheid, die zijn gedrag beïnvloedden. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die direct uitvoerbaar is. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf en de voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-264780-23
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1968 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] [postcode 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.I. Echteld naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 17 juni 2019 tot en met 11 augustus 2023 te Alphen aan den Rijn en/of Arnhem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] (werkzaam als directeur bij [bedrijfsnaam 1] ) en/of [naam 2] (werkzaam als directeur bij sportcentrum [bedrijfsnaam 2] ), door in voornoemde periode:
- die [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, althans eenmaal, te bellen en/of videobellen en/of een of meerdere spraakberichten en/of voicemail-berichten bij hem/haar/hen in te spreken en/of
- die [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, althans eenmaal, sms-berichten en/of
e-mailberichten en/of WhatsApp-berichten en/of LinkedIn-berichten en/of Facebook
Messenger-berichten te sturen en/of
- die [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, althans eenmaal, brieven en/of poststukken toe te sturen en/of
- aan collega’s/medewerkers van die van [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, althans eenmaal, sms-berichten en/of e-mailberichten en/of WhatsApp-berichten en/of brieven en/of poststukken toe te sturen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (ondanks een uitgereikt terreinverbod) het terrein van [bedrijfsnaam 2] te betreden,met het oogmerk die [naam 1] en/of [naam 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 8 november 2022 tot en met 9 oktober 2023 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 3] (werkzaam als wijkagent te Alphen aan den Rijn) en/of [naam 4] (werkzaam als plaatsvervangend teamchef te Alphen aan den Rijn), door in voornoemde periode die [naam 3] en/of [naam 4] :
- meermalen, althans eenmaal, te bellen en/of een of meerdere voicemail-berichten bij hem/hen in te spreken en/of
- meerdere sms-berichten en/of WhatsApp-berichten en/of e-mailberichten te sturen,
met het oogmerk die [naam 3] en/of [naam 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij, in de periode van 17 juni 2019 tot en met 11 augustus 2023 te Alphen aan den Rijn en/of Arnhem, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] (werkzaam als directeur bij [bedrijfsnaam 1] ) en [naam 2] (werkzaam als directeur bij sportcentrum [bedrijfsnaam 2] ), door in voornoemde periode:
- die [naam 1] en [naam 2] meermalen, te bellen en videobellen en meerdere spraakberichten en
eenvoicemail-
berichtin te spreken en
- die [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, sms-berichten en
e-mailberichten en WhatsApp-berichten en LinkedIn-berichten en Facebook
Messenger-berichten te sturen en
- die [naam 1]
een brieftoe te sturen en
- aan collega’s/medewerkers van die [naam 1] en [naam 2] meermalen, sms-berichten en e-mailberichten en WhatsApp-berichten te sturen en
- meermalen, ondanks een uitgereikt terreinverbod het terrein van [bedrijfsnaam 2] te betreden,
met het oogmerk die [naam 1] en [naam 2] , te dwingen iets te doen;
2
hij, in de periode van 8 november 2022 tot en met 9 oktober 2023 te Alphen aan den Rijn, , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 3] (werkzaam als wijkagent te Alphen aan den Rijn) en [naam 4] (werkzaam als plaatsvervangend teamchef te Alphen aan den Rijn), door in voornoemde periode die [naam 3] en [naam 4] :
- sms-berichten en WhatsApp-berichten en e-mailberichten te sturen, met het oogmerk die [naam 3] en [naam 4] , te dwingen iets te doen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, in navolging van de Pro Justitia rapportages, op het standpunt gesteld dat de verdachte strafbaar is met dien verstande dat hem de feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien de feiten de verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend aangezien zijn handelen volledig voortkomt uit zijn psychiatrische aandoening.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psychiater L. Beverloo van 27 maart 2024. De psychiater concludeert dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een autisme spectrum stoornis. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten was hier sprake van. Tussen de ten laste gelegde feiten en de stoornis bestond een causaal verband. Volgens de deskundige loopt de verdachte, als gevolg van de autismespectrumstoornis, geregeld aan tegen problemen van misinterpretaties in communicatie en sociale signalen, wat leidt tot overprikkeling, preoccupaties en steeds opnieuw ervaren miskenning in sociaal contact. Als de verdachte zich onrechtvaardig bejegend voelt, zoals in de situaties rondom de ten laste gelegde feiten, overprikkeld raakt of het gevoel heeft dat anderen niet de moeite nemen hem te begrijpen loopt hij vast in conflicten met personen. Betrokkene bijt zich met een preoccupatie vast in het conflict, wat steeds verder escaleert. Hij is dan niet meer in staat de afleiding te zoeken die hem helpt te focussen op andere zaken. De psychiater concludeert dat voor dit gedeelte de verdachte de ten laste gelegde feiten niet zijn toe te rekenen. Echter, zo concludeert de psychiater ook, de verdachte de aard en dreigende inhoud van zijn berichten en het opzoeken van de grenzen van de maatregelen, kan hem wel in enige mate worden toegerekend. De verdachte
heeft weliswaar geen besef van de impact van de berichten op de ander, maar weet wel
dat het “over de grens” gaat. Samengevat wordt, om bovenstaande redenen, geadviseerd het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psycholoog drs. J. Yntema van 12 april 2024. De psycholoog concludeert ook dat de verdachte lijdt aan een ernstige autismespectrumstoornis. Bovendien is de verdachte, volgens de psycholoog, zwakbegaafd. Ook de psycholoog stelt vast dat de stoornis ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig was en het handelen van de verdachte deels beïnvloedde. Volgens de deskundige is de verdachte, door de combinatie van zijn beperkte Theory of Mind, rigide denkpatronen en egocentriciteit (allen voorkomend uit zijn autismespectrumstoornis), verminderd in staat om zichzelf in het perspectief van anderen te verplaatsen en blijft hij op een zeer rigide wijze hangen in zijn overtuiging dat het onrechtmatig was dat hij niet meer op het terrein mocht komen. De situatie liep voortdurend anders dan hij verwachtte en wenste, wat een toename in spanning tot gevolg had. Volgens de psycholoog ervaarde de verdachte vanuit de autismespectrum stoornis voortkomende beperkte frustratietolerantie de gebeurtenissen als ‘stop-gesprekken’ en inmenging van de politie als zeer overweldigend. Anderzijds heeft hij op een instrumentele agressieve wijze zijn gelijk proberen te halen. De psycholoog concludeert dat sprake is geweest van enige doorwerking van de stoornis in de ten laste gelegde feiten. Net als de psychiater concludeert ook de psycholoog dat de feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. In de eerste plaats wordt in de hiervoor besproken adviezen van de deskundigen toegelicht dat en waarom de feiten aan de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend; hij weet dat hij de grenzen over is gegaan. In de tweede plaats ziet de rechtbank hetgeen de deskundigen hebben beschreven bevestigd in de verklaring de verdachte ter zitting. Hij heeft immers verklaard dat hij aangever [naam 1] in eerste instantie op normale of vriendelijke toon om uitleg heeft gevraagd en haar heeft willen aangeven hoe hij naar de zaken kijkt, maar op het moment dat die uitleg of hulp niet kwam de toon van zijn berichten veranderde. Aangezien de conclusies en adviezen van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en dus ook door hetgeen op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en legt die mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Aangezien er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluiten, is de verdachte dus strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met een proeftijd van drie jaren met bijzondere voorwaarden. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op de voet van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangevers en dat de verdachte zich niet bij de woning van [naam 1] en op de [laan] in [plaats 2] mag begeven, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van 1 week voor iedere overtreding met een maximum van zes maanden. Tot slot is gevorderd dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel wordt bevolen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank een straf oplegt, volstaan kan worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich langdurig en op een uiterst hinderlijke en vasthoudende manier schuldig gemaakt aan stalking. Maandenlang heeft hij aangevers [naam 1] en [naam 2] bestookt met telefoontjes, e-mails en WhatsApp-berichten en heeft hij via sociale media geprobeerd in contact te komen, hij heeft zelfs een brief naar het privéadres van [naam 1] gestuurd. Dit alles met als doel om tekst en uitleg te krijgen over het beëindigen van zijn werkzaamheden voor [naam 1] en over het in zijn ogen onrechtmatig uitgevaardigde locatieverbod. Hoewel beide aangevers in eerste instantie het gesprek met de verdachte zijn aangegaan, was de door hen verkondigde boodschap kennelijk niet wat hij wilde horen en is hij, ondanks dat zij keer op keer te kennen gaven geen contact te willen, steeds verder gegaan om contact met aangevers af te dwingen. Daarbij springt niet alleen het enorme aantal contactpogingen in het oog maar ook de steeds indringender en dreigender toon van de berichten. Ook heeft de verdachte meermalen het opgelegde locatieverbod overtreden en zelfs contact gezocht met familie en collega’s van aangevers. Pogingen om de verdachte hiermee te laten stoppen bleken tevergeefs. Zo lapte hij het locatieverbod aan de laars en hebben de door de politie gevoerde ‘stop-gesprekken’ nergens toe geleid. Sterker nog, ook twee politiemensen zijn vervolgens door de verdachte maandenlang overstelpt met berichten.
Uit de hiervoor aangehaalde rapporten van de psychiater en psycholoog komt naar voren dat het risico op recidive groot is. Uit het rapport van de psycholoog volgt dat sprake is van een beperkt probleembesef en ziekte-inzicht, wat maakt dat de verdachte zonder behandeling of begeleiding zijn gedrag niet zelf zal en kan veranderen. De verdachte vindt dat hij het recht had om contact te zoeken met de slachtoffers. De voornaamste risicofactoren komen voort uit de autismespectrumstoornis. De verdachte ervaart vaak angsten en spanningen, en is onvermogend om deze adequaat te reguleren. Vanuit zijn autismespectrumstoornis is hij erg geneigd om vast te houden aan zijn eigen overtuigingen en patronen. Hij is in het conflict met aangevers gepreoccupeerd geraakt door het onrecht dat hem in zijn ogen wordt aangedaan en kan dit niet loslaten. Andere relevante risicofactoren zijn zijn eenzaamheidsgevoelens en zijn leefomstandigheden. Daartegenover is de voornaamste beschermende factor dat verdachte al op vele vlakken professionele hulpverlening in de vorm van een GGZ behandeling en begeleiding vanuit de Rivierduinen en woonbegeleiding krijgt. Volgens de psycholoog is het, gezien de autismespectrumstoornis, de doorwerking hiervan in het hem ten laste gelegde feit en het hoge ingeschatte recidiverisico, noodzakelijk dat behandeling plaatsvindt en er toezicht is, om het recidiverisico te beperken. Verwacht wordt dat de verdachte baat blijft hebben bij een combinatie van intensieve ambulante behandeling vanuit de reguliere GGZ (Rivierduinen) en de forensische GGZ (Fivoor), maatschappelijke ondersteuning, woonbegeleiding en begeleiding en toezicht van de reclassering. Binnen de behandeling dient aandacht te zijn voor het leren herkennen van oplopende spanning en vervolgens manieren aanleren om hiermee om te gaan, om het risico op toekomstige belaging te beperken, psycho-educatie over zijn autismespectrumstoornis en de relatie met belaging en het continueren van de maatschappelijke ondersteuning in de vorm van woonbegeleiding (Philadelphia) en dagbesteding (Adfund) ter voorkoming van eenzaamheid. Vanuit zorgnoodzaak wordt de inschatting gedaan dat betrokkene zorg behoeft in de vorm van de continuering van intensieve ambulante behandeling door de Rivierduinen in combinatie met een forensische behandeling en woonbegeleiding en reclasseringstoezicht. Gezien de vanuit zijn autismespectrumstoornis beperkte leerbaarheid en behandelresponsiviteit wordt een zo langdurig mogelijk toezicht van de reclassering geadviseerd. Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van een combinatie van bovengenoemde behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met een zo lang mogelijk durend reclasseringstoezicht.
Uit het reclasseringsrapport van 12 april 2024 volgt dat de reclassering constateert dat het erop lijkt dat strafrechtelijke duidelijkheid in de vorm van een locatie-en contactverbod voor de verdachte werkt. Hij weet wat wel en niet mag en houdt zich tot op heden aan de schorsingsvoorwaarden. Het behouden van de uitgebreide hulpverlening rond de verdachte en behoud van zijn dagbesteding zorgen dat de kans op recidive verlaagt. Hij is trouw in het contact met de betrokken instanties, die derhalve niet als zodanig in de bijzondere voorwaarden hoeven worden opgenomen. Gezien bovenstaande adviseert de reclassering betreffende de beschermingsmaatregelen een contactverbod voor alle aangevers en een locatieverbod. Ook zal het locatieverbod voor het Sportcentrum [bedrijfsnaam 2] voortgezet dienen te worden. De reclassering adviseert geen dadelijke uitvoerbaarheid aangezien de kans op letselschade als gemiddeld wordt ingeschat. Vanwege het belang van continuïteit van de bijzondere voorwaarden, met name de contact- en locatieverboden, adviseert de reclassering de schorsing van betrokkene niet op te heffen, zodat deze bij een eventueel hoger beroep gewaarborgd blijven. Om toe te zien dat verdachte zich niet zal onttrekken aan de bijzondere voorwaarden teneinde recidive te voorkomen, wordt een toezicht noodzakelijk geacht.
Gelet op genoemde adviezen en gelet op het hoge recidiverisico zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met alle aangevers en locatieverboden opleggen en daar een proeftijd van drie jaar aan verbinden. Omdat ook duidelijk is dat de verdachte zich goed aan de afspraken met de reeds lang betrokken instanties houdt, ziet de rechtbank geen aanleiding om dit met een strafrechtelijk kader te doorkruisen.
Ten aanzien van de gevorderde contact- en locatieverboden ziet de rechtbank gelet op het hoge recidiverisico, aanleiding om deze verboden als bijzondere voorwaarden op te leggen en in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor kan verdachte elke keer dat hij een contact- of locatieverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangevers. De rechtbank houdt er gelet op de problematiek bij de verdachte en het hoge recidiverisico rekening mee dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangevers. Daarom zal de rechtbank deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Ook ziet de rechtbank aanleiding om het geschorste bevel tot bewaring op dit moment niet op te heffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:belaging, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
60 (ZESTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met:
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1980;
- [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1971;
- [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 1964;
- [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 1959;
en
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen
een straal van 250 meter van de [adres 2] te [plaats 1] en op het terrein van Sportcentrum [bedrijfsnaam 2] aan de [adres 3] te [plaats 2];
en
- zich op uiterlijk 7 mei 2024 meldt bij GGZ Reclassering [plaats 2] , [postcode 2] te Leiden en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1980;
  • [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1971;
  • [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 1964;
  • [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 1959;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden;
bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. de Klerk, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2024.