ECLI:NL:RBDHA:2024:6483
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
Op 30 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker van Algerijnse nationaliteit, die een voorlopige voorziening had aangevraagd in verband met zijn asielaanvraag. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, onder zaaknummer NL24.16224, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.